Les adverbes de fréquence en néerlandais (altijd, vaak)

Altijd

• Ik kom altijd vroeg
• Ze nemen altijd de metro

• J’arrive toujours tôt
• Ils prennent toujours le métro  

Vaak

• Ik heb het vaak verkeerd
• Hij koopt vaak cola

•  Je me trompe souvent 
• Il achète souvent du coca  

Gewoonlijk

• Gewoonlijk neem ik geen dessert. 
• Jullie hond slaapt gewoonlijk op het terras.  

• D’habitude, je ne prends pas de dessert
• Votre chien dort habituellement sur la terrasse 

Soms

• Ik ga soms naar de sportschool
• Soms eet ik donuts 

• Je vais parfois au centre sportif
• Parfois je mange des donuts 

Af en toe

• Iris gaat af en toe naar de tandarts. 
• Af en toe winkel jij met je moeder

• Iris va de de temps en temps chez le dentiste
• Tu fais du lèche-vitrine avec ta maman de temps en temps 

Zelden

• Ik word zelden boos
• Ze mist zelden de bus. 

• Je me mets rarement en colère
• Elle rate rarement son bus 

Nooit

• Ik heb dat nog nooit gehoord
• Ze zullen het nooit verstaan

• Je n’ai encore jamais entendu ça
• Ils ne le comprendront jamais 

Ooit

• Mijn grootmoeder heeft al ooit de zee gezien
• Ik heb dat ooit gelezen 

• Ma grand-mère a déjà vu la mer
• J’ai déjà lu ça 

Meestal

• Meestal neem ik geen ontbijt 
• We eten meestal geen vlees meer 

• En général, je ne prends pas de petit-déjeuner
• Nous ne mangeons plus de viande habituellement

Bijna 

• Polly werkt bijna te veel
• Hij is bijna altijd ziek

• Polly travaille presque trop
• Il est presque toujours malade

Regelmatig

• We doen regelmatig kruiswoordraadsels
• In België, regent het regelmatig

• Nous faisons régulièrement des mots croisés
• En Belgique, il pleut régulièrement