Gerundium en het infinitief in het Engels

Dit hoofdstuk legt het gerundium uit dat na een infinitief wordt geplaatst.

Lesoverzicht

Verbergen

1.Engelse werkwoorden en het gerundium (-ing vorm)
2.Gerundium na het infinitief
3.Infinitief, het gerundium en het voorzetsel "to"
4.Oefeningen
4.1.Vul het gerundium en het infinitief in bij de lege vakjes!
4.2.Vul de zinnen aan met het gerundium en het infinitief!

Engelse werkwoorden en het gerundium (-ing vorm)

Er zijn twee situaties in het Engels waar een infinitief opgevolgd moet worden door het gerundium.

Wanneer twee werkwoorden samen worden gevoegd, is het tweede werkwoord altijd een gerundium.
Soms moet tussen het infinitief en het gerundium het voorzetsel "to" geplaatst.

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

Native en geverifieerde leraren
Gratis proefles
Inclusief lesmateriaal

Paul K.

Mohammad A.

Jennalee P.

Jamie M.

Christiaan E.

Kezia C.

Louigie A.

Nurten O.

Gioele P.

HUGUES JPM P.

Schrijf je gratis in

1) Gerundium na het infinitief

Infinitief die voor een gerundium moeten worden geplaatst	Voorbeeld	Vertaling
Abhor	She abhors making homework.	Zij verafschuwt huiswerk maken.
Acknowledge	She acknowledges his studying hard for the exams.	Zij erkent zijn harde leren voor het examen.
Admit	I admit wasting money.	Ik geef toe dat ik geld verspil.
Advise	You advise saving money.	Jij adviseert om geld te besparen.
Allow	She allows using laptops in class.	Zij laat toe dat er laptops in de les worden gebruikt.
Anticipate	She anticipates travelling to the United States next month.	Zij anticipeert volgende maand naar de Verenigde Staten te reizen.
Avoid	She avoids using the elevator.	Zij vermijdt de lift.
Celebrate	She celebrates working at the company for 10 years.	Zij viert haar 10 jarige jubileum bij het bedrijf.
Confess	He confesses stealing from the company.	Hij bekende dat hij van het bedrijf heeft gestolen.
Consider	Mike considers buying a new bike.	Mike overweegt het kopen van een nieuwe fiets.
Defend	She defends buying a new bike, because her other bike got stolen.	Zij verdedigt het kopen van een nieuwe fiets, omdat haar vorige fiets is gestolen.
Delay	She delays the meeting because she spilled her coffee over the table.	Zij vertraagde de vergadering omdat zij koffie over de tafel morste.
Discontinue	She discontinued working with him.	Zij is gestopt met samenwerken met hem.
Discuss	They discussed living together.	Zij hebben gepraat over samenwonen.
Encourage	I encourage travelling the world.	Ik moedig aan om de wereld over te reizen.
Enjoy	You enjoyed travelling through Asia.	Jij genoot van het door Azië reizen.
Escape	We escaped running through the woods.	We zijn rennend door het bos ontsnapt.
Fancy	I fancy walking on the beach.	Ik vind het leuk om over het strand te lopen.
Finish	We finished making homework and went home.	Wij waren klaar met huiswerk maken en toen gingen wij naar huis.
Forgive	They forgive running in the classroom.	Zij vergeven rennen in het lokaal.
Imagine	You imagined living in Spain.	Jij beelde je in om in Spanje te wonen.
Keep	They keep learning something everyday.	Zij gaan elke dag verder met nieuwe dingen leren.
Like	They liked going there.	Zij vonden het leuk om daar heen te gaan.
Love	He loved having her here.	Hij vondt het leuk om haar hier te hebben.
Mention	We mentioned living in London before.	Wij hebben het eerder al een keer besproken om in Londen te gaan wonen.
Mind	He doesn't mind smoking.	Hij vindt het niet erg als je rookt.
Miss	She misses spending time with her family.	Zij mist het tijd doorbrengen met haar familie.
Permit	They will permit fishing.	Zij laten het toe als je gaat vissen.
Picture	He pictures travelling to Asia.	Hij beeldt zich in om naar Azië te reizen.
Propose	They proposed living in Amsterdam.	Zij stelden voor om in Amsterdam te wonen.
Postpone	She postponed living in London for a year.	Zij stelden het een jaar uit om in Londen te gaan wonen.
Practice	Practice playing soccer every day.	Oefen het voetballen elke dag.
Prefer	I prefer running for an hour.	Ik prefereer een halfuur hardlopen.
Recommend	They recommended running before dinner.	Zij raden het aan om voor het avondeten te hardlopen.
Resist	She resisted studying.	Zij weerstond het leren.
Resume	I resumed speaking when he left the room.	Ik ging verder met praten toen hij de kamer verliet.
Stop	He stops smoking immediately.	Hij stopte onmiddelijk met roken.
Suggest	She suggested helping each other.	Zij suggereerde om elkaar te helpen.
Support	We supported spending time with our grandmother.	Wij steunden het tijd doorbrengen met onze oma.
Understand	She understands helping each other.	Zij snapt hoe je elkaar kan helpen.
Urge	She urges spending time in homework.	Zij dringt aan om tijd te besteden aan haar huiswerk.

2) Infinitief, het gerundium en het voorzetsel "to"

Sommige infinitieven hebben het voorzetsel "to" nodig wanneer het in combinatie met het gerundium wordt gebruikt.

Infinitief	Voorbeeld	Vertaling
Admit to	You admitted to saying something mean about her.	Jij gaf toe dat je iets gemeens tegen haar hebt gezegd.
Be used to	I am getting used to waking up at 6 o'clock.	Ik ben het gewend om om 6 uur op te staan.
Commit to	She is committed to working hard.	Zij is toegewijd om hard te werken.
Confess to	He confessed to being the one that left the door open.	Hij bekende dat hij degene was die de deur open heeft gelaten.
Get used to	I am getting used to waking up at 6 o'clock.	Ik word gewend aan het raken om om 6 uur op te staan.
Look forward to	He is looking forward to having you here.	Hij kijkt er naar uit om jou hier te hebben.
Object to	She objected to admitting that it was her fault.	Zij maakte bezwaar om toe te geven dat het haar fout was.