Indirecte en directe rede in het Engels
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit hoofdstuk worden de indirecte en directe redes in het Engels uitgelegd. Er zijn twee verschillende manieren om spraak te rapporteren, namelijk met aanhalingstekens of met gerapporteerde spraak.
Gerapporteerde spraak wordt gebruikt om over ideeën van iemand anders te spreken. Je kan dit op twee verschillende manieren doen:
Volg online taallessen met een professionele leraar
De directe rede herhaalt de exacte woorden die iemand heeft gezegd. Deze uitspraken worden tussen aanhalingstekens geplaatst, en de werkwoordstijden worden niet veranderd.
Voorbeelden:
De indirecte rede wordt gebruikt om te praten over iets wat iemand in het verleden heeft gezegd. Dit houdt in dat er een verandering bij de werkwoordstijd plaats moet vinden. De werkwoorden "to say", "to tell", "to advise", "to promise" of "to ask" worden gebruikt om aan te tonen dat het gaat om iets wat iemand eerder heeft gezegd.
Voorbeelden:
De verbale tijd van een zin verandert als de zin van directe rede naar indirecte rede gaat. Het overzicht hieronder laat een aantal veranderingen zien die moeten worden gemaakt wanneer er van directe rede naar indirecte rede wordt gewisseld.
Direcht speech | Vertaling | Indirect speech | Vertaling | ||
---|---|---|---|---|---|
Present simple | "He is a teacher", she said. | "Hij is een leraar", zei hij. | Past simple | She said that he was a teacher. | Ze zei dat hij een leraar was. |
Present continuous | He said, "I am making dinner." | Hij zei, "Ik maak avondeten." | Past continuous | He said that he was making dinner. | Hij zei dat hij avondeten aan het maken was. |
Present perfect | They asked, "Have you been to Australia?" | Zij vroegen, "Ben jij ooit in Australië geweest?" | Passt perfect | They asked me if I had been to Australia. | Zij vroegen mij of ik ooit naar Australië ben geweest. |
Present perfect continuous | “I’ve been studying Italian for four years,” he said. | "Ik ben al vier jaar Italiaans aan het studeren," zei hij. | Past perfect continuous | He said he’d been studying Italian for four years. | Hij zei dat hij al 4 jaar Italiaans aan het studeren was. |
Past simple | Mary said: “I didn’t go to school yesterday". | Mary zei: "Ik ben gisteren niet naar school gegaan." | Past perfect | Mary said that she hadn’t gone to school the day before. | Mary zei dat zij de dag ervoor niet naar school was geweest. |
Past continuous | He said, "I was having a shower when you called". | Hij zei: "Ik was aan het douchen toen jij belde." | Past perfect continuous | He said that he had been having a shower when I called. | Hij zei dat hij aan het douchen was toen ik belde. |
Past perfect | "I had prepared something special for you", he said. | "Ik had iets speciaal voor je gemaakt", zei hij. | Past perfect (does not change) | He said that he had prepared something special for me. | Hij zei dat hij iets speciaals voor mij had voorbereidt. |
Past perfect continuous | She said, “I had been repairing the car before he went.” | Zij zei: "Ik was zijn auto aan het reparen voordat hij ging." | Past perfect continuous (does not change) | She said that she had been repairing the car before he went. | Ze zei dat ze de auto aan het repareren was toen hij ging. |
Future simple | He said, "I will go tomorrow" | Hij zei: "Ik wil morgen gaan." | Auxiliary would | He said that he would go tomorrow. | Hij zei dat hij morgen zou gaan. |
Het is niet altijd nodig om de werkwoordstijd te veranderen. Als de aanhalingstekens of uitspraak nog steeds geldt, mag de present simple gebruikt worden.
In het overzicht hieronder kan jij de modale werkwoorden zien die in de gerapporteerde spraak worden gebruikt.
Direct speech | Vertaling | Indirect speech | Vertaling | ||
---|---|---|---|---|---|
Can | “Can you open the door, please?”, he asked. | "Kan jij de deur open maken, alstjeblieft?", vroeg hij. | Could | He asked me if I could open the door. | Hij vroeg mij of ik de deur open kon doen. |
Must | “You must wear your seat belt,” the police said. | "Jij moet een gordel dragen", zei de politie. | Had to | The police said that I had to wear my seat belt. | De politie zei dat ik een gordel om moest doen. |
Shall | "Shall we go to the beach today?” Mom asked. | "Zullen wij vandaag naar het strand gaan?", vroeg mama. | Should | Mom asked if we should go to the beach that day. | Mama vroeg of wij vandaag naar het strand zouden gaan. |
May | "May I help you?", he asked. | "Kan ik jou helpen?", vroeg hij. | Might/ could | He asked me if he could help me. | Hij vroeg mij of hij mij kon helpen. |
De modale werkwoorden veranderen niet als zij de volgende vorm in de directe rede hebben:
Voorbeelden:
Sommige uitdrukkingen van tijd of plaats ondergaan veranderingen als zij van directe rede naar indirecte rede gaan.
Directe rede | Vertaling | Indirecte rede | Vertaling |
---|---|---|---|
Here | Hier | There | Daar |
Now | Nu | Then | Dan |
Today | Vandaag | That day | Die dag |
Tomorrow | Morgen | The following day | De volgende dag |
A week ago/ last week | Een week geleden | A week before/ the previous week | De vorige week / de week ervoor |
Last month | Vorige maand | The month before/the previous month | De vorige maand / de maand ervoor |
Next year | Volgend jaar | The following year | Het volgende jaar |
In four years | In vier jaar | Four years from then | Vier jaar vanaf dan |
This | Dit | That | Dat |
These | Die | Those | Die |