Jezelf voorstellen in het Nederlands
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inAls je deze zinnen en woorden kent, kun je je aan iemand voorstellen en kun je een gesprekje over jezelf voeren met een Nederlandstalige. Je kunt het gesprekje voeren in de volgorde die gegeven is.
als je wil weten wie iemand is, dan vraag je:
Vraag: Wie ben jij? of hoe heet jij? of Wat is jouw naam?
Antwoord: Ik ben Tom of Ik heet Tom of Mijn naam is Tom.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Dit kun je zeggen nadat iemand zich heeft voorgesteld:
Leuk je te ontmoeten (informeel) of Aangenaam (formeel).
Als je wilt weten uit welke stad of uit welk land iemand komt, dan vraag je:
Vraag: waar kom jij vandaan?
Antwoord: Ik kom uit Frankrijk (land)/Amsterdam (stad).
Als je wilt weten hoe oud iemand is, dan vraag je:
Vraag: Hoe oud ben jij?
Antwoord: Ik ben 20 jaar oud.
Als je wilt weten waar iemand woont, dan vraag je:
Vraag: waar woon jij?
Antwoord: Ik woon in Eindhoven.
Als je wilt weten of iemand Nederlands kan spreken, dan vraag je:
Vraag: Spreekt u Nederlands?
Antwoord: Ja, ik spreek Nederlands / Nee, ik spreek geen Nederlands.
Als je wilt weten of iemand broers of zussen heeft, dan vraag je:
Vraag: heb je broers of zussen?
Antwoord: Ja, ik heb een broer/zus, hij/zij heet ... / Nee, ik heb geen broers of zussen.
Als je wilt weten wat de hobby's zijn van een ander, dan vraag je:
Vraag: Wat zijn je hobby's of Heb je hobby's?
Antwoord: Mijn hobby is schaatsen / Mijn hobby's zijn voetballen en lezen.
Als je wilt weten wat voor werk iemand doet, dan vraag je:
Vraag: Waar werk jij? of Wat voor werk doe jij?
Antwoord: Ik werk bij Philips (bedrijf) of Ik ben dokter (beroep) of Ik werk als boekhouder (beroep).
Als je wilt weten of iemand getrouwd is, dan vraag je:
Vraag: Ben je getrouwd?
Antwoord: Ja, ik ben getrouwd, mijn man/vrouw heet... / Nee, ik ben vrijgezel.
Als je wilt weten of iemand kinderen heeft, dan vraag je:
Vraag: Heb je kinderen?
Antwoord: Ja, ik heb een zoon/dochter, hij/zij heet... of ik heb 2 kinderen, zij heten... / Nee, ik heb (nog) geen kinderen.
Als je wilt weten welke talen iemand spreekt, dan vraag je:
vraag: Welke talen spreek jij?
antwoord: Ik spreek Nederlands, Engels, Duits, Frans.