Lidwoorden in het Frans (onbepaald en bepaald)

Wat zijn lidwoorden? 

Een lidwoord (un article) staat voor een zelfstandig naamwoord en drukt daarmee de bepaaldheid uit van dat zelfstandig naamwoord. In het Nederlands zijn er drie lidwoorden, namelijk 'de', 'het' en 'een'. De lidwoorden in het Frans geven naast de bepaaldheid ook het geslacht van het woord aan. Met bepaaldheid wordt bedoeld dat het aangeeft of we te maken hebben met een specifiek object, persoon of dier (bepaald), of dat het om het even welk object, persoon of dier kan gaan of eventueel zelfs in het algemeen (onbepaald).

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Clarisse N.

Stefaan L.

Fabrice H.

Hélène R.

Iris S.

Jasmin B.

Corentin D.

ANDRE D.

Elisabeth V.

Eleonore G.

Schrijf je gratis in

Soorten lidwoorden en uitleg

In het Frans zijn er 4 soorten lidwoorden:

1. onbepaald lidwoord
2. bepaald lidwoord
3. delend lidwoord
4. samengetrokken lidwoord

1. Onbepaald lidwoord

Het onbepaald lidwoord (l'article indéfini) wordt gebruikt voor zelfstandige naamwoorden van personen, dieren of zaken die men kan tellen en onbepaald zijn. Het wordt in het Nederlands vertaald als 'een' en betekent ongeveer hetzelfde als 'één'.

Voorbeelden:

• Un garçon - Een jongen
• Une fille - Een meisje
• Des enfants - Kinderen
• Un ami - Een vriend
• Une amie - Een vriendin
• Des jeunes - Jongeren

Voor een adjectief in het meervoud wordt 'de' gebruikt in plaats van 'des'. Maar het blijft 'des' indien het adjectief deel uitmaakt van een samengesteld zelfstandig naamwoord.

• Ils ont de petits chiens et de jolis chats. - Ze hebben kleine honden en mooie katten.
• Il a de grands problèmes. - Hij heeft grote problemen.
• L'école a invité des grands-parents. - De school heeft groot-ouders uitgenodigd. 

2. Bepaald lidwoord

Het bepaald lidwoord (l'article défini) wordt vertaald als 'de' en 'het' in het Nederlands. We gebruiken een bepaald lidwoord als we spreken over een een specifiek object, persoon of dier.

Woorden beginnend met een klinker of doffe h krijgen 'L'' als bepaald lidwoord. 'L'' kan dan zowel een vrouwelijk als een mannelijk lidwoord vervangen.

Voorbeelden:

• L'enfant (un/une) - Het kind
• La toure Eiffel - De Eiffeltoren
• La femme - De vrouw
• Le ballon - De bal
• L'heure (une) - Het uur
• Les photos - De foto's
• Les amis - De vrienden
• L'hôtel (un) - Het hotel

Vaak komt het voor dat een zelfstandig naamwoord een bepaald lidwoord nodig heeft in het Frans maar niet in het Nederlands. Bij onderstaande zaken is dit het geval:

1. voor talen

• Il étudie le français. - Hij studeert Frans.

• Elle parle l'espagnol. - Ze spreekt Spaans.

2. voor lichaamsdelen

• Elle a les yeux bleus. - Ze heeft blauwe ogen.
• J'ai mal à la tête. - Ik heb hoofdpijn.

3. voor kleuren

• Je préfère le noir. - Ik verkies zwart.
• Le violet te va bien. - Paars staat je goed.

4. voor feestdagen

• Le Nouvel An - Nieuwjaar
• La Saint-Nicolas - Sinterklaas

(Le) Noël - Kerstmis | Pâques - Pasen

5. voor een beroepsnaam gevolgd door een eigennaam

• La reine Elisabeth - Koningin Elisabeth
• Le docteur Tilley - Dokter Tilley

6. voor plaatsnamen 

• La France - Frankrijk
• L'Europe - Europa

Enkel sommige eilanden en de meeste steden hebben geen lidwoord.

• J'habite à Bruxelles. - Ik woon in Brussel.
• Elle a visité Haïti et Cuba. - Ze heeft Haïti en Cuba bezocht.

7. voor de datum

• Le seize mars - 16 maart
• Le huit mai - 8 mei 

8. voor ziektes

• Il a le sida. - Hij heeft aids.

• Nous avons la grippe. - Wij hebben griep.

9. voor woorden met een algemene betekenis (na de werkwoorden 'aimer', 'adorer', 'préférer' en 'détester')

• Les enfants aiment les animaux. - Kinderen houden van dieren.
• On ferme le jeudi. - Donderdags gesloten.

10. in sommige geijkte uitdrukkingen

• Je suis payé à l'heure. - Ik word per uur betaald.
• C'est l'hiver. - Het is winter.

3. Delend lidwoord

Dit soort lidwoord bestaat niet in het Nederlands. In het Frans daarentegen wordt het delend lidwoord (l'article partitif) gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid, een deel van een geheel aan te duiden of voor zaken die men niet kan tellen.

Voorbeelden: 

• Un infirmier donne du pain à un patient. - Een verpleger geeft brood aan een patient. 
• Elle a eu de la chance! - Ze heeft geluk gehad!
• Ils boivent de l'eau. - Ze drinken water.
• Avez-vous de la bière? - Hebben jullie bier?

4. Samengetrokken lidwoord

In combinatie met de voorzetsels 'à' en 'de' wordt het bepaald lidwoord samengetrokken tot een nieuwe vorm, namelijk het samengetrokken lidwoord (l'article contracté).

Voorbeelden: 

• Il y a une grande expo au musée du chocolat. - Er is een grote tentoonstelling in het chocolademuseum.
• Je dois aller aux toilettes. - Ik moet naar het toilet.
• C'est la voiture des voisins. - Het is de auto van de buren.
• Le restaurant se trouve en face du cinéma. - Het restaurant bevindt zich rechtover de bioscoop.

Opgelet! Er is wel degelijk een verschil tussen het onbepaald lidwoord 'des' en het samengetrokken lidwoord 'des'. Het eerste heeft geen vertaling in het Nederlands en het laatste wordt vertaald als 'van de'.

Voorbeelden: 

• Il a des amis français. - Hij heeft Franse vrienden.
• C'est la maison des amis. - Dat is het huis van de vrienden.
• Il écrit des livres. - Hij schrijft boeken. 
• Morgan est le personnage principal des livres. - Morgan is het hoofdpersonage van de boeken.

Lidwoord na ontkenning

1. 'Un', 'une', 'des', 'du', 'de la' en 'de l'' veranderen naar 'de' of 'd''.

• Elle n'a pas de livre. - Ze heeft geen boek.
• Ils ne boivent jamais de bière. - Ze drinken nooit bier.
• Elle ne veut plus de biscuits. - Ze wil geen koeken meer.

2. Het bepaald lidwoord verandert niet.

• Je ne regarde jamais la télé. - Ik kijk nooit tv. 

• Arthur n'aime pas les chiens de Stéphane. - Arthur houdt niet van de honden van Stéphane. 

3. Na het werkwoord 'être' verandert het lidwoord niet. 

• Ce ne sont pas des amis. - Het zijn geen vrienden.

• Ce n'est pas du vin. - Dat is geen wijn.

Lidwoord na hoeveelheid

Na een hoeveelheid wordt 'de' of 'd'' gebruikt in de plaats van een onbepaald of delend lidwoord.

• Un morceau de pain - Een stuk brood
• Un verre d'eau - Een glas water
• Une tranche de fromage - Een sneetje kaas
• Beaucoup d'argent - Veel geld

Deze regel geldt niet voor 'bien du/de la/de l'/des' (heel wat) en 'la plupart des' (de meeste, het merendeel)/'la plupart du temps' (meestal).

• La plupart des invités sont arrivés. - Het merendeel van de gasten is aangekomen.
• Elle a bien des amis. - Ze heeft heel wat vrienden.
• La plupart du temps, je travaille sur l'ordinateur. - Meestal werk ik op de computer.