Nederlands meewerkend voorwerp
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit hoofdstuk wordt de zesde stap van het rekenkundig ontleden besproken, namelijk het vinden van het meewerkend voorwerp. In dit hoofdstuk leer je wat het meewerkend voorwerp precies is en welke stappen je moet volgen om het meewerkend voorwerp te kunnen vinden.
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat iets ontvangt, iets verneemt of van wie iets wordt afgenomen. Het meewerkend voorwerp is vaak een persoon of een dier, maar soms kan het ook iets abstracts zijn. Vaak staat er 'aan' of 'voor' aan het begin van een meewerkend voorwerp.
Bijvoorbeeld: 'Hij geeft het boek aan het meisje.'
Als er geen 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, kun je dat er wel vaak voor denken.
Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp. Als de woorden 'aan' of 'voor' een plaats aanduiden, is er geen sprake van een meewerkend voorwerp.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Het meewerkend voorwerp vinden is de zesde stap in het proces van het redekundig ontleden. De eerste stappen moeten zijn gedaan voordat gezocht wordt naar het meewerkend voorwerp.
Je kunt het meewerkend voorwerp vinden door te vragen:
Aan wie/wat of voor wie/wat + gezegde + onderwerp + eventueel lijdend voorwerp?
Om het meewerkend voorwerp te begrijpen, gebruiken we de voorbeeldzin: 'De dierenverzorger geeft een flesje melk aan het leeuwenwelpje.'
De persoonsvorm wordt gevonden door de zin in een andere tijd te zetten en het woord dat verandert is de persoonsvorm:
Verdeel de zin in zinsdelen door telkens een stukje van de zin voor de persoonsvorm te zetten.
'De dierenverzorger | geeft | een flesje melk | aan het leeuwenwelpje.'
Het onderwerp wordt gevonden door de vraag: Wie/wat + persoonsvorm?
Het onderwerp is: 'De dierenverzorger'.
Er staat geen koppelwerkwoord in deze zin, dus er is sprake van een werkwoordelijk gezegde.
Vind het lijdend voorwerp door de vraag: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het lijdend voorwerp is: 'een flesje melk'.
Vind het meewerkend voorwerp door te vragen: Aan wie/wat of voor wie/wat + gezegde + onderwerp + eventueel lijdend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp is: 'aan het leeuwenwelpje'.
Doe de onderstaande oefeningen om te kijken of je de uitleg begrepen hebt!