Nederlandse voltooid verleden toekomende tijd
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit onderdeel van de cursus leer je over de voltooid verleden toekomende tijd (v.v.t.t.). De voltooid verleden toekomende tijd wordt voornamelijk in de Nederlandse spreektaal gebruikt. In dit onderdeel leer je wanneer je de voltooid verleden toekomende tijd moet gebruiken en hoe je de werkwoordstijd vormt.
De voltooid verleden toekomende tijd wordt ook wel de hypothetische verleden tijd genoemd. Dit wil zeggen dat de voltooid verleden toekomende tijd een handeling uitdrukt die vanuit het verleden gezien in de toekomst zou plaatsvinden.
Situatie | Voorbeeld |
---|---|
Beschrijven van een hypothetische situatie in het verleden. |
|
Uitdrukken van twijfel over een situatie. |
|
Volg online taallessen met een professionele leraar
Om de voltooid verleden toekomende tijd te vormen heb je drie verschillende werkwoordsvormen nodig:
Onderwerp | Vorm | Voorbeeld (antwoorden) | Voorbeeld (blijven) |
---|---|---|---|
Ik | zou + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zou hebben geantwoord | zou zijn gebleven |
Jij, u | zou + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zou hebben geantwoord | zou zijn gebleven |
Hij, zij, het | zou + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zou hebben geantwoord | zou zijn gebleven |
Wij | zouden + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zouden hebben geantwoord | zouden zijn gebleven |
Jullie | zouden + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zouden hebben geantwoord | zouden zijn gebleven |
Zij | zouden + hebben/zijn + voltooid deelwoord | zouden hebben geantwoord | zouden zijn gebleven |
In de meeste gevallen gebruik je 'hebben'. Je gebruikt 'zijn' in twee gevallen:
Doe de oefeningen om te kijken of je het begrepen hebt!