Aanwijzend voornaamwoord in het Frans (ce/cette/celui)

Wat is een aanwijzend voornaamwoord (le pronom démonstratif)?

Aanwijzende voornaamwoorden (les pronoms démonstratifs) zijn voornaamwoorden die worden gebruikt om met nadruk te verwijzen naar levende wezens of objecten. De aanwijzende voornaamwoorden worden vertaald als 'dat, dit, deze, die (hier, daar)'. Er zijn twee manieren waarop deze kunnen gebruikt worden:

• Aanwijzend voornaamwoord (les pronoms démonstratifs) worden zelfstandig gebruikt en vervangen het zelfstandig naamwoord.

• Aanwijzend bijvoeglijk naamwoord (les adjectifs démonstratifs) worden bijvoeglijk gebruikt en horen bij het zelfstandig naamwoord waar ze voor worden geplaatst. 

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Frédéric L.

Pieter S.

Rose F.

Elodie O.

HUGUES JPM P.

Fabrice H.

Eleonore G.

Simone M.

Ivetta I.

MURIEL T.

Schrijf je gratis in

Bijvoeglijk gebruikt aanwijzend voornaamwoord 

'Ce' wordt 'cet' voor een klinker of doffe h.

Voorbeelden:

• Il y a quelques pommes sur cet arbre. - Er hangen enkele appels aan die boom.
• J'habite à cette adresse. - Ik woon op dat adres. 
• Tu as déjà mangé des oeufs ce matin. - Je hebt deze morgen reeds eieren gegeten.
• Cette femme est ma mère. - Die vrouw is mijn moeder.

Om te benadrukken, wordt soms '-ci' of 'là' toegevoegd aan het aanwijzend voornaamwoord. Ze verwijzen naar de nabijheid van iets of iemand: '-ci' verwijst naar iets dichtbij en '-là' verwijst naar iets dat zich verder weg bevindt.

• J'aime cette jupe-là. - Ik hou van die rok (daar).
• Essayez ces chaussures-ci. - Probeer deze schoenen (hier).

Zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord - schema en uitleg

Eenvoudige vorm

De eenvoudige vorm van het aanwijzend voornaamwoord wordt gebruikt in volgende gevallen:

1. wanneer het aanwijzend voornaamwoord wordt gevolgd door een voorzetsel, vaak 'de'.

• Voilà mon vélo et voilà celui de mon frère. - Dat is mijn fiets en die daar is van mijn broer.
• La lettre sur la table est celle de Marie. - De brief op tafel is die van Marie.

 'Ceux' en 'celles' mogen ook worden gebruikt voor personen. Dit wordt dan vertaald naar 'zij/degenen'.

• Ceux à qui j'ai parlé pensent qu'on devrait essayer. - Degenen die ik gesproken heb vinden dat we het moeten proberen.

2. wanneer het aanwijzend voornaamwoord wordt gevolgd door een betrekkelijk voornaamwoord.

• Celui qui a dit cela avait raison. - Diegene die dat gezegd heeft, had gelijk. 
• J'aime ceux que il déteste. - Ik hou van deze die hij haat.

3. wanneer het aanwijzend voornaamwoord wordt gevolgd door een deelwoord (participe).

• Voici mon lit et voilà celui fait par Guillaume. - Dit is mijn bed en dat daar is opgemaakt door Guillaume.

Samengestelde vorm

De samengestelde vorm van het aanwijzend voornaamwoord wordt gebruikt in alle gevallen waarbij de andere vormen niet gebruikt mogen worden.

• Quel pain désirez-vous? Celui-ci ou celui-là? - Welk brood wenst u? Deze hier of dat daar?
• Tu vois les armoires? J'ai fait celle-là. - Zie je de kasten? Ik heb deze daar gemaakt.

Neutrale vorm

De neutrale eenvoudige vorm van het aanwijzend voornaamwoord wordt vertaald als 'wat', 'het', 'dit', 'dat' en kan worden gebruikt in volgende gevallen:

1. het aanwijzend voornaamwoord wordt gevolgd door een betrekkelijk voornaamwoord.

• Sais-tu ce qu'il a vu? - Weet je wat hij gezien heeft?
• Je vais te dire ce qui me ferait plaisir. - Ik ga je zeggen wat me plezier zou doen.

2. het aanwijzend voornaamwoord wordt gevolgd door het werkwoord 'être'.

• C'est vrai. - Het is waar.
• Ce sont des copains. - Het zijn vrienden.

De neutrale samengestelde vorm van het aanwijzend voornaamwoord wordt gebruikt in de andere gevallen.

• Cela m'énerve. - Dat maakt me zenuwachtig.
• Ceci est clair. - Dit is duidelijk.

'Cela/ça' vervangt 'ce' wanneer er een voornaamwoord voor 'être' staat. 'Cela' en 'ceci' kunnen 'ce' ook vervangen voor 'être' voor extra nadruk. 

• Ça y est. - Het is zover!
• Cela m'est égal. - Het is me gelijk.
• Cela est chouette. - Dat is leuk.

 'Ça' is een informele vorm/spreektaal voor 'cela'.