Lijdend (COD) en meewerkend voorwerp (COI) in het Frans
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inHet voorwerp (complément d'objet) is deel van de werkwoordelijke groep en komt voor bij transitieve werkwoorden. Het is essentiëel in de zin met een transitief werkwoord.
Het voorwerp of object kan bestaan uit een zelfstandig naamwoord, een nominale groep, een voornaamwoord, een infinitief of zelf een bijzin. Het voorwerp komt meestal na het werkwoord, maar bij vragende zinnen of wanneer heb voorwerp een voornaamwoord is komt het voor het werkwoord.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Ze kunnen ook samen voorkomen in zinnen.
Het lijdend voorwerp of complément d'objet direct vervolledigt de zin meteen, zonder een voorzetsel (vandaar de naam 'direct'). Het werkwoord dat voorkomt met een COD is een direct transitief werkwoord, het vereist dus 'iets/iemand'.
Het COD kan je gemakkelijk vinden door de vraag Wie?/Wat? te stellen. Let wel op dat je eerst weet wat het onderwerp van de zin in, en dan kan je die verwerken in je vraag: Wie/Wat + werkwoord + onderwerp? (Ik eet een appel. → Ik = onderwerp → Wie/wat eet ik? → Antwoord = een appel.)
Voorbeeld | Vraag | Vertaling |
---|---|---|
Je mange une pomme. | Je mange quoi? | (Ik eet een appel) |
Je vais visiter mon père | Je vais visiter qui ? | (Ik ga mijn vader bezoeken) |
Nous avons acheté un bouquet de fleurs | Nous avons acheté quoi ? | (We kochten een boeket bloemen) |
Het meewerkend voorwerp of complément d'object indirect vervolledigt de zin door middel van een voorzetsel (vandaar de naam 'indirect'). Het werkwoord dat gebruikt wordt met een COI is een indirect transitief werkwoord, het vereist dus een voorzetsel (aan/voor/naar) + iets/iemand.
Het COI kan je gemakkelijk vinden door de vraag aan/voor/van wie?/wat? te stellen. Ook hier is het handig als je eerst het onderwerp zoekt en dat integreert in je vraag: aan/voor/van wie of wat + werkwoord + onderwerp. (Ik denk aan de vakantie → Ik = onderwerp → aan wie of wat denk ik? → antwoord = aan de vakantie.)
Voorbeeld | Vraag | Vertaling |
---|---|---|
Cette classe appartient à la directrice | Cette salle appartient à qui ? | (Deze klas is van de directrice) |
Mon père l'aime de tout son coeur | Mon père l'aime de quoi ? | (Mijn vader houdt van haar met heel z'n hart) |
Objecten als voornaamwoorden | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
komen voor het werkwoord in enkelvoudige tijden | Je le vois | Ik zie hem |
komen voor het hulpwerkwoord in samengestelde tijden | Je l'ai vu | Ik heb hem gezien |
komen voor de infinitief | Je vais le voir | Ik zal hem zien. |
komen na het werkwoord in de bevestigende gebiedende wijs | Regarde-le ! | Kijk naar hem! |
Het kan ook gebeuren dat een werkwoord zowel een COD als een COI vereist. Dan kan je na het onderwerp en het werkwoord iets/iemand aan/voor iets of iemand toevoegen. Het COD komt altijd op de eerste plaats en het COI komt altijd op het einde.
Zin | Vertaling | COD | COI |
---|---|---|---|
J'enseigne l'anglais à mes amis. | (Ik geef Engels aan mijn vriendin) | l'anglais | à mes amis |
Pierre a offert un cadeau à son amie. | (Peter gaf een cadeau aan zijn vriendin.) | un cadeau | à son amie |