De voegwoorden (les conjonctions) in het Frans
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inEen voegwoord (une conjonction) voegt meestal zinnen (of zinsdelen) samen. Net zoals in het Nederlands kent het Frans twee soorten voegwoorden: nevenschikkende voegwoorden (les conjonctions de coordination) en onderschikkende voegwoorden (les conjonctions de subordination). Vaak staat er een komma voor een voegwoord, maar dit is zeker niet altijd het geval.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Het nevenschikkend voegwoord voegt twee delen samen die zich op hetzelfde niveau bevinden, die dus even belangrijk zijn.
Het kan gaan om twee onderwerpen, twee bepalingen of twee zinnen.
DUS: nevenschikkende voegwoorden (les conjonctions de coordination) voegen woorden, woordgroepen of zinnen met dezelfde functie samen.
Frans | Nederlands | Voorbeeldzin | Vertaling |
---|---|---|---|
et | en | J'aime danser et chanter. | Ik hou van dansen en zingen. |
ou | of | Tu vas partir ou rester? | Vertrek je of blijf je? |
ni | noch | Je ne veux ni partir ni rester. | Ik wil noch vertrekken noch blijven. |
mais | maar | Je veux rester, mais je dois partir. | Ik wil blijven, maar ik moet vertrekken. |
car | want | Je dois partir, car je suis déjà en retard. | Ik moet vertrekken, want ik ben al te laat. |
donc | dus | Je veux partir, donc je vais prendre mon manteau. | Ik wil vertrekken, dus ik zal mijn jas nemen. |
Het onderschikkend voegwoord linkt twee delen aan elkaar die zich NIET op hetzelfde niveau bevinden, het ene deel hangt dus af van het andere deel.
Het onderschikkend voegwoord kan een lijdend voorwerp- zin (une proposition COD), inleiden of het kan twee zinnen aan elkaar linken.
Voegwoord (OS) | Gebruik | Voorbeeldzin | Vertaling |
---|---|---|---|
comme | om te vergelijken om een moment aan te duiden | Il est blanc comme neige Comme je passais, je l'ai aperçu | Hij is zo wit als sneeuw Juist toen ik passeerde heb ik hem gezien. |
quand/lorsque | om tijd of oorzaak aan te duiden | Quand/Lorsque tu arrives je pars. | Wanneer jij aankomt zal ik vertrekken. |
puisque | om oorzaak aan te duiden | Puisque je suis ici, profites-en! | Aangezien ik hier ben, moet je ervan profiteren! |
quoique | om tegenstelling uit te drukken (+ subjonctif!) | Quoiqu'il ait grandi, il reste le plus petit de sa classe. | Ookal is hij gegroeid, hij blijft de kleinste van zijn klas. |
Verwar de verschillende soorten en functies van 'que' niet!
Verwar de verschillende soorten en functies van 'quand' niet!
Verwar de verschillende soorten en functies van 'si' niet!
Verwar de verschillende soorten en functies van 'comme' niet!