Woordvolgorde in het Spaans

Woordvolgorde in het Spaans 

Simpele Spaanse zinnen volgen de volgende structuur: onderwerp + werkwoord + zelfstandig voornaamwoord. 

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Mayte C.

Javier M.

Els S.

Nienke L.

HUGUES JPM P.

Marcela P.

Tsarina T.

Alexandra M.

Jaume L.

Lida J.

Schrijf je gratis in

Gebruik van onderwerp voornaamwoorden 

De onderwerp voornaamwoorden in het Spaans (yo, tú, él, ella, nosotros, vosotros, ellos, ellas) worden weggelaten in de meeste zinnen. Wanneer je een persoon wilt benadrukken gebruik je het voornaamwoord wel. 

Voorbeelden: 

• Como fresas. - Ik eet aardbeien. 
• Yo como fresas y tú comes manzanas. - Ik eet aarbeien en jij eet appels. 

Directe en indirecte onderwerpen 

Als er een direct (wie/wat?) of een indirect (aan wie?) onderwerp in een Spaans zin staat, gaat het directe object meestal vooraf aan het indirecte.

Positie van onderwerp voornaamwoorden

Als het directe en indirecte onderwerp vervangen worden door voornaamwoorden, dan komen deze voor het werkwoord.

Voorbeelden:

• María me lo dice. - María vertelt het aan mij.
• Te lo doy. - Ik geef het aan jou. 

Het indirecte voornaamwoord (wie?) gaat voor aan het directe voornaamwoord (wie/wat?).

Hier kunt u de Spaanse voornaamwoorden voor directe en indirecte objecten bekijken.

In het Spaans is het een optie om voornaamwoorden vast te maken aan het infinitief of aan het gerundium. Het voornaamwoord moet worden vastgemaakt bij de imperativo afirmativo.

Als een object voornaamwoord aan een werkwoord is gekoppeld, is het meestal nodig om een accent toe te voegen aan het werkwoord waar de nadruk op ligt.

Positie van bijvoeglijke naamwoorden

In het Spaans, staat het bijvoeglijk naamwoord normaal gesproken achter het zelfstandig naamwoord. Echter, er zijn een paar uitzonderingen: sommige bijvoeglijk naamwoorden krijgen een andere betekenis wanneer ze voor of achter het zelfstandig naamwoord staan.

Voorbeelden:

• ​una mujer joven - een jonge vrouw
• los flores maravillosos - de prachtige bloemen
• un evento único - een uniek evenement
• el único hijo - de enige zoon

Bijzinnen

De bijzin kan aan het begin, in het midden of aan het einde van de zin geplaatst worden.

Voorbeelden:

• Ayer María se casó. - Gisteren is María getrouwd. 
• María ayer se casó.  - María is gisteren getrouwd. 
• María se casó ayer. - María is getrouwd gisteren. 

Bijzinnen zijn geordend naar aanleiding van hoe belangrijk ze zijn in de zin. Het belangrijkste komt aan het einde van de zin. 

• Desde hace mucho tiempo vivo en Alemania. - Voor een lange tijd woon ik in Duitsland. → De nadruk ligt op de locatie. 
• Vivo en Alemania desde hace mucho tiempo. - Ik woon in Duitsland voor een lange tijd. → De nadruk ligt op de tijd. 

Na deze les zou je mogelijk moeten zijn om simpele zinnen te maken in het Spaans. Test nu je kennis in onze gratis oefeningen. Succes!