Vragen in het Spaans

Hoe stel je "Ja/Nee" vragen in het Spaans? 

De woordvolgorde van ja/nee-vragen is hetzelfde als in normale simpele zinnen. De vragen ontstaan na de volgende volgorde aan te houden: ¿(onderwerp +) werkwoord + zelfstandig naamwoord? 

In het Spaans, wordt een omgekeerd vraagteken vóór de vraag geplaatst. Hetzelfde geldt voor uitroeptekens.

Voorbeeld:

• ¿Michael es de Alemania? (Komt Michael uit Duitsland?) 

• Sí, Michael es de Alemania. (Ja, Michael komt uit Duitsland.) 

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Mayte C.

Lida J.

Rose F.

Els S.

Diego R.

Hanke D.

SANDRA L.

Elvira V.

Elena P.

HUGUES JPM P.

Schrijf je gratis in

Hoe je ja/nee vragen beantwoordt 

Ja/Nee-vragen kunnen beantwoord worden met ja of nee. De woord volgorde is hetzellfde als die van een vraag. 

Voorbeeld:

• ¿Te gusta Valencia? - Si, me gusta Valencia. (Vind je Valencia leuk? - Ja, ik vind Valencia leuk.)
• ¿Has comido Paella alguna vez? - No, no he comido Paella ninguna vez.  (Heb je ooit Paella gegeten? - Nee, ik heb nog nooit Paella gegeten.) 

Spaanse vraagwoorden​ (qué, cómo, por qué, dónde, ...)

Aanvullende vragen worden geïnitieerd door een vraagwoord. Alle vraagwoorden in het Spaans hebben een accent. De belangrijkste vraagwoorden (vragende voornaamwoorden) staan hier beneden: 

Vraagwoorden met een voorzetsel

Qué (Wat?) kan ook gebruikt worden in combinatie met een voorzetsel om een ander vraagwoord te vormen: 

en cuándo (Wanneer?) met een voorzetsel:

In vragen die je niet met ja of nee kunt beantwoorden staat het onderwerp achter het werkwoord. Als het onderwerp kan worden weggelaten, valt het gewoon weg:

• ¿Dónde vive Pablo? (Waar woont Pablo?)
• ¿Cuántos años tienes (tú)? (Hoe oud ben jij?)
• ¿Quiénes son los Beatles? (Wie zijn de Beatles?)

Hoe beantwoord je een vraag die niet met ja/nee beantwoord kan worden

Om deze vragen te beantwoorden kan je niet alleen ja of nee gebruiken. Er is meer informatie nodig: 

• ¿Dónde están los libros? - Los libros están en la cocina. (Waar zijn de boeken? - De boeken zijn in de keuken.)
• ¿Qué hacéis mañana? - Mañana vamos a ir a Madrid para visitar un museo. (Wat ga je morgen doen? - Morgen gaan we een museum in Madrid bezoeken.)

Hier kan je meer informatie vinden over de Spaanse vraagwoorden. 

Indirecte vragen 

De regels voor indirecte vragen zijn vergelijkbaar met die van de indirecte rede. Het onderscheid van ja/nee-vragen en vragen die je niet met ja/nee kunt beantwoorden is erg belangrijk.

Ja/Nee - vragen

Ja/Nee-vragen moeten gebruik maken van sí (of).

• Fernando: "¿Estás emocionado por las Navidades?" (Fernando: "Ben je enthousiast voor Kerstmis?")
• Fernando quiere saber si estás emocionado por las Navidades. (Fernando wilt weten, of je enthousiast bent voor Kerstmis.)

Wanneer de inleidende zin in het verleden is, verandert de tijd van de indirecte vraag. 

• Marta: "¿Has visto "Solo en casa"?" (Marta: "Heb jij "Home Alone" gezien?")
• Marta quería saber si yo había visto "Solo en casa". (Marta wilde weten, of ik "Home Alone" had gezien.)

Vragen die je niet met Ja of Nee kunt beantwoorden

Indirecte vragen die niet met ja of nee beantwoord kunnen worden, worden geintroduceerd met hetzelfde vraagwoord als de directe spraak. 

• Fernando: "¿Cómo te llamas?" (Fernando: "Wat is je naam?")
• Fernando quiere saber cómo me llamo. (Fernando wilt weten wat mijn naam is.)

Wanneer de inleidende zin in het verleden is, verandert de tijd van de indirecte vraag.

• Marta: "¿Cuándo salisteis?" (Marta: "Wanneer zijn jullie weg gegaan?")
• Marta quería saber cuándo habíamos salido. (Marta wilde weten wanneer we weg waren gegaan.)

In dit hoofdstuk heb je geleerd hoe je vragen moet vormen in het Spaans. Nu kun je je kennis testen in onze gratis oefeningen. Succes!