Voltooide deelwoorden in het Italiaans
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inHet voltooid deelwoord (Italiaans: participio passato) is de verleden tijd van de Italiaanse participle mood, een veel gebruikte modus.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Het voltooid deelwoord komt zeer vaak voor in het Italiaans. Het heeft twee verschillende subcategorieën, die gelijkaardig zijn aan de subcategorieën bij de onvoltooide deelwoorden.
Een voltooid deelwoord verwijst naar een actie die afgelopen is. Voltooide deelwoorden krijgen de uitgangen -ato, -uto en -ito, die de uitgangen van de infinitieven -are, -ere, -ire vervangen.
Geslacht en getal | Stam + uitgang |
---|---|
Mannelijk en vrouwelijk enkelvoud | -to/a = am-ato/a (geliefd), cred-uto/a (geloofd), serv-ito/a (gediend, geserveerd) |
Mannelijk en vrouwelijk meervoud | -ti/e = am-ati/e (geliefden), cred-uti/e (geloofden), serv-iti/e (gedienden) |
Onthoud! Niet-transitieve werkwoordvervoegingen (met essere als hulpwerkwoord) moeten de uitgang van hun voltooid deelwoord aanpassen aan het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen.
Bijvoorbeeld. Egli è amato (Hij is geliefd); Ella è amata (Zij is geliefd);
Essi sono amati (Wij zijn geliefd); Esse sono amate (Zij zijn geliefd).
De participio passato kent veel onregelmatige vormen. Hieronder vind je een lijst met de meest voorkomende onregelmatige vormen.
Infinitief | Onvoltooid deelwoord | Voltooid deelwoord | Voltooid verleden tijd (3e persoon enkelvoud) |
---|---|---|---|
Dare (geven) | - | dato | ha dato |
fare (doen) | facente | fatto | ha fatto |
stare (blijven) | stante | stato* | è stato/a |
accendere (aanzetten) | accend-ènte | acceso | ha acceso |
bere (drinken) | bev-ènte | bev-uto | ha bevuto |
chiedere (vragen) | chied-ènte | chiesto | ha chiesto |
chiudere (sluiten) | chiud-ènte | chiuso | ha chiuso |
cogliere (vangen) | cogl-iènte | colto | ha colto |
conoscere (kennen) | conosc-ènte | conosc-iuto | ha conosciuto |
correggere (corrigeren) | corregg-ènte | corretto | ha corretto - è corretto/a |
correre (lopen) | corr-ente | corso | ha corso - è corso/a |
cuocere (koken) | cocènte | còtto | ha cotto - è cotto/a |
decidere (beslissen) | decid-ènte | deciso | ha deciso |
dipingere (schilderen) | diping-ènte | dipinto | ha dipinto |
esistere (bestaan) | esist-ènte | esistito | è esistito |
leggere (lezen) | legg-ènte | letto | ha letto |
mettere (plaatsen, zetten) | mett-ènte | messo | ha messo |
muovere (bewegen) | movènte | mosso | ha mosso |
perdere (verliezen) | perd-ènte | perso | ha perso |
prendere (nemen) | prend-ènte | preso | ha preso |
ridere (lachen) | rid-ènte | riso | ha riso |
rispondere (antwoorden) | rispond-ènte | risposto | ha risposto |
vedere (zien) | ved-ènte | visto | ha visto |
vivere (leven) | viv-ente | vissuto | ha vissuto |
apparire (verschijnen) | appar-ènte | apparso | è apparso/a |
aprire (openen) | aprente | aperto | ha aperto |
dire (zeggen) | dicènte | detto | ha detto |
dormire (slapen) | dorm-iente | dorm-ito | ha dormito |
morire (sterven) | mor-ènte | morto | è morto/a |
offrire (aanbieden) | offerènte | offerto | ha offerto |
salire (stijgen) | sal-ènte | salito | ha salito - è salito/a |
udire (horen) | ud-ènte | udito | ha udito |
uscire (uitgaan, verlaten) | usc-ènte | uscito | è uscito/a |
essere (zijn) | (essènte, ènte) | stato* | è stato/a |
avere (hebben) | avènte | avuto | ha avuto |
* Let op! Zoals je kan zien, is 'stato' het voltooid deelwoord van zowel essere (zijn) als stare (blijven). De correcte betekenis van 'stato' hangt dus af van de context.
Bijvoorbeeld: Io sono stato male (Ik was slecht) vs. Io non sono stato a casa ieri (Ik ben niet thuisgebleven gisteren).
Eerder werd al aangehaald dat de participio passato in het Italiaans zowel een verbale als een nominale waarde kan hebben.
Voor een nominale waarde wordt vaak een onvoltooid deelwoord gebruikt, terwijl voltooide deelwoorden meestal verbale waarden weergeven.
Daarom is het belangrijk om te onthouden dat:
Soort voltooid deelwoord | Voorbeeld | Nederlands |
---|---|---|
Nominaal | In questo cimitero sono sepolti i caduti in guerra. | De gesneuvelde oorlogsstrijders liggen begraven op dit kerkhof. |
Adjectief | Il sentiero davanti a noi era coperto di foglie morte. | Het wandelpad was bedekt met dode bladeren. |
Verbaal (passief met transitieve werkwoorden) | Vista la situazione, i ragazzi tornarono svelti a casa. | Gegeven de situatie, zijn de jongens snel naar huis gegaan. |
Verbaal (actief met niet-transitieve werkwoorden) | Corso davanti alla porta, il cane cominciò ad abbaiare. | Toen de hond door de deur liep, begon hij met blaffen. |