Nederlandse onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDe Nederlandse taal kent, net zoals de meeste andere talen, meerdere werkwoordstijden. In dit hoofdstuk wordt de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) besproken. Je maakt kennis met de situaties waarin je de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt en je leert over de spelling van sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden.
De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) wordt voornamelijk gebruikt om iets te beschrijven dat nu gebeurt. De tabel hieronder toont de situaties, waarin deze tijd gebruikt wordt:
Situatie | Voorbeeld |
---|---|
Iets gebeurt nu. |
|
Iets gebeurt regelmatig of is een gewoonte. |
|
Iets gaat in de nabije toekomst gebeuren. |
|
Je wilt een feit beschrijven. |
|
Aan onder andere de volgende signaalwoorden kun je het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd herkennen:
Volg online taallessen met een professionele leraar
Er zijn twee stappen die je moet doen als je werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd wilt gaan vervoegen.
Onderwerp | Vervoeging | Voorbeeld |
---|---|---|
Ik | stam | werk |
Jij, u | stam + t | werkt |
Hij, zij, het | stam + t | werkt |
Wij | stam + en | werken |
Jullie | stam + en | werken |
Zij | stam + en | werken |
Bij inversie in de 2e persoon enkelvoud wordt er bij 'jij/je' geen 't' toegevoegd aan de stam, bij 'u' gebeurt dit wel:
Wanneer de stam op een 'd' eindigt, komt er als nog een 't' bij bij de 2e en 3e persoon enkelvoud. Bij een stam die op een 't' eindigt, komt er geen extra 't' achter de stam.
Bij werkwoorden met een 'v' of een 'z' in het infinitief (bijv.: durven en blazen) eindigt de stam wel op een 'v' of een 'z', maar de 1e persoon enkelvoud wordt geschreven met een 'f' of een 's'. Voorbeeld:
Er zijn zes Nederlandse werkwoorden die onregelmatig zijn. Deze werkwoorden zal je simpelweg uit je hoofd moeten kennen:
Onderwerp | zijn | hebben | kunnen | mogen | willen | zullen |
---|---|---|---|---|---|---|
Ik | ben | heb | kan | mag | wil | zal |
Jij, u | bent | hebt | kunt/kan | mag | wilt/wil | zult/zal |
Hij, zij, het | is | heeft | kan | mag | wil | zal |
Wij | zijn | hebben | kunnen | mogen | willen | zullen |
Jullie | zijn | hebben | kunnen | mogen | willen | zullen |
Zij | zijn | hebben | kunnen | mogen | willen | zullen |