Nederlandse onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit onderdeel van de cursus leer je over de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.). Je leert wanneer je de onvoltooid verleden tijd moet gebruiken en je leert over het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. Ook leer je hoe je het ezelsbruggetje 't exKofschip kunt gebruiken in de onvoltooid verleden tijd.
De onvoltooid verleden tijd gebruik je voornamelijk om iets te beschrijven wat in het verleden plaats vond.
Situatie | Voorbeeld |
---|---|
Om te beschrijven wat er allemaal gebeurde tijdens een bepaalde gebeurtenis in het verleden. |
|
Voor gebeurtenissen uit het verleden die niets met het heden te maken hebben. |
|
Een gebeurtenis of actie uit het verleden die geïntroduceerd wordt met het woord 'toen'. |
|
De onvoltooid verleden tijd is te herkennen aan onder andere deze signaalwoorden:
of andere woorden die een tijd aanduiden.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die niet van klank veranderen. Om de onvoltooid verleden tijd te vormen, moet eerst de stam gevonden worden. De stam van een werkwoord is het werkwoord zonder '-en'.
Onderwerp | Vervoeging | Voorbeeld |
---|---|---|
Ik | stam + te / de | werkte |
Jij, u | stam + te / de | werkte |
Hij, zij, het | stam + te / de | werkte |
Wij | stam + ten / den | werkten |
Jullie | stam + ten / den | werkten |
Zij | stam + ten / den | werkten |
Je schrijft een dubbele d of t als de stam van het werkwoord op een d of t eindigt. Bijvoorbeeld: Hij praatte, zij verbrandde.
Als de ik-vorm van een werkwoord eindigt op een '-f' of een '-s', dan moet je de onvoltooid verleden tijd schrijven met '-de(n)' want de ruwe stam van het werkwoord eindigt in een '-v' of een '-z', en deze letters staan niet in 't exKofschip. Zie de tabel voor het voorbeeld 'lozen'.
Onderwerp | Voorbeeld |
---|---|
Ik | loosde |
Jij, u | loosde |
Hij, zij, het | loosde |
Wij | loosden |
Jullie | loosden |
Zij | loosden |
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die van klank veranderen als ze van tijd veranderen. Bij de sterke werkwoorden zijn er geen exacte regels, je moet hetgeen dat je hoort opschrijven.
In de tabel hieronder vind je wat regels om te onthouden hoe je de sterke werkwoorden moet vervoegen.
Regel | Werkwoord | Voorbeeld |
---|---|---|
1. Sterke werkwoorden die een 'e' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'ie' in de o.v.t. | helpen | ik hielp |
2. Sterke werkwoorden die een 'ij' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'ee' in de o.v.t. | krijgen | ik kreeg |
3. Sterke werkwoorden die een 'e' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'o' in de o.v.t. | zwemmen | ik zwom |
4. Sterke werkwoorden die een 'e' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'a' in de o.v.t. | nemen | ik nam |
5. Sterke werkwoorden die een 'i' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'a' in de o.v.t. | zitten | ik zat |
6. Sterke werkwoorden die een 'a' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'ie' in de o.v.t. | slapen | ik sliep |
7. Sterke werkwoorden die eindigen op '-cht' in de o.v.t. | denken | ik dacht |
8. Sterke werkwoorden die een 'ui' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'oo' in de o.v.t. | fluiten | ik floot |
9. Sterke werkwoorden die een 'a' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'oe' in de o.v.t. | graven | ik groef |
10. Sterke werkwoorden die een 'e' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'a' in de o.v.t. | vergeten | ik vergat |
11. Sterke werkwoorden die een 'a' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'i' in de o.v.t. | vangen | ik ving |
12. Sterke werkwoorden die een 'o' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'ie' in de o.v.t. | lopen | ik liep |
13. Sterke werkwoorden die 'iez' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'oor' in de o.v.t. | verliezen | ik verloor |
14. Sterke werkwoorden die een 'i' hebben in het hele werkwoord, hebben een 'o' in de o.v.t. | stinken | ik stonk |
Er zijn zes Nederlandse werkwoorden die onregelmatig zijn. Deze werkwoorden zal je simpelweg uit je hoofd moeten leren:
Onderwerp | zijn | hebben | kunnen | mogen | willen | zullen |
---|---|---|---|---|---|---|
Ik | was | had | kon | mocht | wilde | zou |
Jij, u | was | had | kon | mocht | wilde | zou |
Hij, zij, het | was | had | kon | mocht | wilde | zou |
Wij | waren | hadden | konden | mochten | wilden | zouden |
Jullie | waren | hadden | konden | mochten | wilden | zouden |
Zij | waren | hadden | konden | mochten | wilden | zouden |