Nederlandse voltooid verleden tijd (v.v.t.)
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit hoofdstuk maak je kennis met de voltooid verleden tijd (v.v.t.). Je leert in welke situaties je moet kiezen voor de voltooid verleden tijd en je leert hoe je de voltooid verleden tijd vormt. De voltooid verleden tijd lijkt erg op de voltooid tegenwoordige tijd.
De voltooid verleden tijd wordt gebruikt om een situatie te beschrijven die heeft plaatsgevonden in het verleden en is voltooid. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat een bepaalde activiteit voor een andere activiteit is gebeurd.
Situatie | Voorbeeld |
---|---|
Als een tijdstip in het verleden wordt aangeduid dat een ander feit in het verleden voorafgaat. |
|
Als een handeling of gebeurtenis op een tijdstip in het verleden al voltooid was. |
|
De voltooid verleden tijd kan de voltooidheid van een handeling, vóór een ander feit in het verleden benadrukken. |
|
De voltooid verleden tijd kan het resultaat van een handeling in het verleden benadrukken. |
|
De voltooid verleden tijd kan duiden op een handeling of gebeurtenis die niet gebeurd is. |
|
Volg online taallessen met een professionele leraar
De voltooid verleden tijd bestaat uit: vorm van 'hebben' of 'zijn' in onvoltooid verleden tijd + voltooid deelwoord.
In deze vorm komen dus twee werkwoorden voor: een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.
Eigenlijk is de voltooid tegenwoordige tijd geen tegenwoordige tijd meer, maar een verleden tijd. Toch noemen we het een tegenwoordige tijd omdat de hulpwerkwoorden 'hebben'/'zijn' wel in de tegenwoordige tijd staan.
In de meeste gevallen gebruik je 'hebben'. Je gebruikt 'zijn' in twee gevallen:
Met een koppelwerkwoord:
Of als het werkwoord een beweging, ontwikkeling of verandering uitdrukt.
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die niet van klank veranderen. Bij zwakke werkwoorden ziet het voltooid deelwoord er zo uit:
Ge + stam + d/t
Bijvoorbeeld: geboekt of gereisd.
Bij de zwakke voltooid deelwoorden zijn er ook een aantal uitzonderingen:
Wanneer eindigt het voltooid deelwoord op een '-t' of '-d'?
Onderwerp | Vervoeging | Voorbeeld | Voorbeeld |
---|---|---|---|
Ik | was/had + voltooid deelwoord | had gewerkt | was geworden |
Jij | was/had + voltooid deelwoord | had gewerkt | was geworden |
Hij, zij, het | was/had + voltooid deelwoord | had gewerkt | was geworden |
Wij | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden gewerkt | waren geworden |
Jullie | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden gewerkt | waren geworden |
Zij | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden gewerkt | waren geworden |
De sterke werkwoorden veranderen wel van klank. Elk infinitief heeft zijn eigen unieke voltooid deelwoord, er zijn dus ook geen exacte regels om deze voltooid deelwoorden te onthouden. Bij voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden moet je opschrijven wat je hoort.
Veel voorkomende soorten voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden:
Onderwerp | Vervoeging | Voorbeeld (roepen) | Voorbeeld (gaan) |
---|---|---|---|
Ik | was/had + voltooid deelwoord | had geroepen | was gegaan |
Jij | was/had + voltooid deelwoord | had geroepen | was gegaan |
Hij, zij, het | was/had + voltooid deelwoord | had geroepen | was gegaan |
Wij | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden geroepen | waren gegaan |
Jullie | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden geroepen | waren gegaan |
Zij | waren/hadden + voltooid deelwoord | hadden geroepen | waren gegaan |
Doe de oefeningen om te kijken of je het hebt begrepen!