Nederlandse zinsdelen ontleden

In dit onderdeel van de cursus leer je hoe je een zin kunt opsplitsen in zinsdelen. Zodra een zin is opgesplitst in zinsdelen, kun je verder gaan met de andere onderdelen van het redekundig ontleden. Op deze pagina leer je wat zinsdelen precies zijn en welke methode je kunt gebruiken om de zin op de juiste manier te splitsen.

Wat zijn zinsdelen?

Een zin kun je opsplitsen in zinsdelen,dit is nodig om de onderdelen van een zin juist te kunnen benoemen. Onderdelen van een zin zijn bijvoorbeeld de persoonsvorm, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp.

Een zinsdeel kan een woord zijn of een groepje woorden dat in een zin die bij elkaar horen.

Voordat de zinsdelen benoemd kunnen gaan worden, moet je weten wat de persoonsvorm is. Zoek dus altijd eerst de persoonsvorm voordat je de andere zinsdelen gaat benoemen.

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Nienke L.

Bilal A.

Hannelore L.

Pelin C.

Annelie P.

María Mercedes D.

Lauren D.

David I.

Rignald I.

Jan V.

Schrijf je gratis in

Verdelen in zinsdelen

Er zijn 3 stappen die gevolgd moeten worden om de zinsdelen juist te benoemen:

1. Zoek de persoonsvorm in de zin.
2. Kijk welke woorden er voor de persoonsvorm staan, deze vormen altijd één zinsdeel.
3. Kijk welke woordgroepen in het geheel voor de persoonvorm gezet kunnen worden om een goedlopende zin te maken. De woordgroepen die voor de persoonsvorm gezet gezet kunnen worden, vormen een zinsdeel.

Neem de volgende zin als voorbeeld: 'De grote man heeft zijn eigen huis gebouwd.'

Stap 1: Wat is de persoonsvorm in de zin? Dit is te vinden door de zin in het meervoud te zetten:
'De grote mannen hebben hun eigen huis gebouwd'.
Heeft is in deze zin de persoonsvorm.

Stap 2: De woorden die voor de persoonsvorm staan vormen één zinsdeel. 'De grote man' is dus het tweede zinsdeel van deze zin.
De grote man | heeft | zijn eigen huis gebouwd.

Stap 3:  Woordgroepen voor de persoonsvorm zetten:
'Zijn eigen huis | heeft| de grote man | gebouwd'.
'Zijn eigen huis' is het volgende zinsdeel.

'Gebouwd' blijft over en vormt het laatste zinsdeel.

De volgende stap is om de verschillende zinsdelen te benoemen, maar hierover leer je mee in de volgende hoofdstukken over de Nederlandse redekundige zinsontleding.

Doe de oefeningen hieronder om te kijken of je de uitleg begrepen hebt!