De Italiaanse voorzetsels
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDe Italiaanse voorzetsels dienen om woorden en zinsdelen met elkaar te verbinden. Ze drukken een richting, toestand of een specificatie uit van een voorwerp of een persoon waar het bij staat. We kunnen de Italiaanse voorzetsels onderverdelen in 2 categorieën: voorzetsels en samengevoegde voorzetsels.
Deze voorzetsels zeggen iets over het voorwerp, de persoon of het ding waarbij ze staan.
In onderstaande tabel zijn de meest voorkomende voorzetsels in het Italiaans opgesomd.
Italiaans | Nederlands |
---|---|
a | bij, naar, in |
con | met |
da | sinds, van, door |
per | voor, via, langs |
in | in, binnen |
tra | tussen, in het midden |
fra | tussen, in |
di | van, weg van, op |
su | op, omhoog |
verso | over, ongeveer |
secondo | volgens |
dopochè | na |
inverso | tegen |
contro | tegen, in ruil voor |
avanti | voor |
dietro | achter |
indietro | achter |
sotto | onder |
oltre | verder |
durante | tijdens |
davanti | voor, voorop, vroeger |
malgrado | ondanks |
dopo | later, erna, snel |
presso | dichtbij |
in avanti | voorwaarts |
fuori | buiten |
dentro | in, binnen |
senza | zonder |
Enkele voorbeelden waarin het gebruik van de voorzetsels duidelijk wordt.
Italiaans | Nederlands |
---|---|
Mia madre andò a New York. | Mijn mama ging naar New York. |
Vive in Francia. | Zij woont in Frankrijk. |
La sua casa si trova tra due edifici alti. | Zijn huis staat tussen twee grote gebouwen. |
Questo dono è per Irma. | Het cadeau is voor Irma. |
Il bambino sta giocando con i suoi giocattoli. | Het kind is aan het spelen met zijn speelgoed. |
E ‘ da Roma. | Hij is van Rome. |
Volg online taallessen met een professionele leraar
Een voorzetsel kan soms voorgegaan worden door een lidwoord. In zo'n geval zullen de voorzetsels:
a, da, su, in, col and di worden samengevoegd met het lidwoord.
De andere voorzetsels kunnen ook worden voorgegaan door een lidwoord maar deze worden niet samengevoegd en blijven apart bestaan van het lidwoord.
In onderstaande tabel zie je de voorzetsels en alle mogelijke combinaties waarin ze kunnen verschijnen.
Voorzetsel | Lidwoord | Lidwoord | Lidwoord | Lidwoord | Lidwoord | Lidwoord |
---|---|---|---|---|---|---|
| il | Lo/l’ | La/l’ | i | gli | Le |
di | del | dello/dell’ | della/dell’ | dei | degli | delle |
a | al | allo/all’ | alla/all’ | ai | agli | alle |
da | dal | dallo/dall’ | dalla/dall’ | dai | dagli | dale |
in | nel | nello/nell’ | nella/nell’ | nei | negli | nelle |
su | sul | sullo/sull' | sulla/sull' | sui | sugli | sulle |
con | col | collo/coll' | colla/coll' | coi | cogli | colle |
per | pel | pei |
Enkele voorbeelden van samengevoegde voorzetsels:
Samengevoegd voorzetsel | Italiaans | Nederlands |
---|---|---|
a + il | Io vado al museo. | Ik ga naar het museum. |
di + la | Chiuse la porta della macchina. | Zij deed de deur van de auto dicht. |
di + il | Il mio vicino di casa nostra è il conducente del bus. | Mijn buurman is de bestuurder van de bus. |
Gebruik je Italiaanse voorzetsels? Dan moet je dus zeker letten op de samengevoegde voorzetsels! Het is zeer belangrijk om deze voorzetsels goed te kennen als je vlot Italiaans wil spreken.