De Italiaanse voltooide tegenwoordige tijd
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDe voltooid tegenwoordige tijd (Passato prossimo) is een vorm van de tegenwoordige tijd. De voltooid tegenwoordige tijd wordt voor verschillende zaken gebruikt.
- Een handeling, een toestand die op het moment van spreken bezig is
- Een gebeurtenis die in de nabije toekomst plaats zal vinden
- Een handeling die in het verleden is begonnen en nog voorduurt op het moment van spreken.
De passato prossimo is de tijd die het meest wordt gebruikt in het Italiaans. Het voordeel is dat deze tijd makkelijk is om te leren. Wel moet je oppassen voor verwarring met de verleden tijd!
De VTT (Passato prossimo) bestaat uit twee delen:
1. De tegenwoordige tijd van de hulpwerkwoorden hebben (avere) en zijn (essere)
2. Het voltooid deelwoord van het betrokken werkwoord.
Enkele voorbeelden ter verduidelijking:
parl-are (praten) | av-ere (hebben) | dorm-ire (slapen) | |
---|---|---|---|
io | ho parlato | ho avuto | ho dormito |
tu | hai parlato | hai avuto | hai dormito |
lui/lei | ha parlato | ha avuto | ha dormito |
noi | abbiamo parlato | abbiamo avuto | abbiamo dormito |
voi | avete parlato | avete avuto | avete dormito |
loro | hanno parlato | hanno avuto | hanno dormito |
Je kan zien in de tabel dat sommige werkwoorden in het Italiaans 'hebben' (avere) en andere 'zijn' (essere) als hulpwerkwoord hebben.
Maar wanneer gebruikt je nu welk hulpwerkwoord?
1. Staan ze bij een lijdend voorwerp (officieel zijn dit 'overgankelijke werkwoorden'), gebruik je altijd het werkwoord 'hebben '(avere).
2. Bij onovergankelijke (waarvoor bovenstaande regel niet geldt, dus zonder lijdend voorwerp) gebruik je altijd het werkwoord 'zijn' (essere).
Volg online taallessen met een professionele leraar
Je gebruikt deze tijd voornamelijk in 2 situaties:
1. Bij een actie die onlangs in het verleden heeft plaatsgevonden. Deze situaties kan je herkennen aan de woorden: deze morgen, gisteren,...
2. Om een actie in het verleden te beschrijven die nog steeds een invloed heeft op het heden.
Opmerking! Verwar het laatste puntje niet met het verre verleden, de tijden zijn verschillend qua vorming en betekenis.
Bijvoorbeeld:
Tre anni fa ho imparato a sciare. - Drie jaar geleden heb ik leren skiën.
Napoleone fu generale francese. - Napoleon was de Franse generaal.
In bovenstaande voorbeelden zie je dat de eerste zin nog niet zo lang geleden is en in de tweede zin gaat het over meerdere jaren geleden.
Je kan deze leerstof nog meer instuderen door de bijhorende oefeningen te maken, veel succes!