Tegenwoordige tijd in het Duits (Präsens)
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDe tegenwoordige tijd wordt in veel situaties gebruikt. Het beschrijft een situatie wat in het heden aan de gang is.
situatie | voorbeeldzin | vertaling |
---|---|---|
Het beschrijft een feit. | Die Kinder gehen zur Schule. | De kinderen gaan naar school. |
Het beschrijft hoe lang een situatie al plaatsvindt. | Ich spiele seit 8 Jahren Violine. | Ik speel al 8 jaar viool. |
Het beschrijft een al geplande toekomstige situatie. | In 2 Wochen gehe ich zu einem Fußballspiel. | Over 2 weken ga ik naar een voetbalwedstrijd. |
Volg online taallessen met een professionele leraar
Een werkwoord bestaat uit de stam waaraan een uitgang is toegevoegd. Een makkelijk ezelsbruggetje om de uitgangen te studeren is het woord feESTTENTEN onthouden (bevat alle uitgangen).
De stam in het voorbeeld hieronder is komm- (werkwoord kommen).
persoonlijk voornaamwoord | werkwoord |
---|---|
ich | komme |
du | kommst |
er/ sie/ es | kommt |
wir | kommen |
ihr | kommt |
sie/ Sie | kommen |
De vervoeging van de tweede persoon enkelvoud (du) eindigt op -t in plaats van -st.
persoonlijk voornaamwoord | werkwoord |
---|---|
ich | heiße |
du | heißt |
er/ sie/ es | heißt |
wir | heißen |
ihr | heißt |
sie/ Sie | heißen |
Bij de tweede en derde persoon enkelvoud (jij/hij/zij/het) en de tweede persoon meervoud (jullie) wordt er een e toegevoegd tussen de uitgang en de stam.
Werkwoorden zijn bijvoorbeeld atmen (ademen), rechnen (tellen), arbeiten (werken).
persoonlijk voornaamwoord | werkwoord |
---|---|
ich | arbeite |
du | arbeitest |
er/ sie/ es | arbeitet |
wir | arbeiten |
ihr | arbeitet |
sie/ Sie | arbeiten |
Sommige werkwoorden zoals klingeln (rinkelen), bügeln (strijken), sammeln (verzamelen) eindigen op een -n in de infinitief. Bij de eerste persoon meervoud (wij/wir) en de derde persoon meervoud (sie/zij) wordt niet -en maar -n toegevoegd.
persoonlijk voornaamwoord | werkwoord |
---|---|
ich | sammle |
du | sammelst |
er/ sie/ es | sammelt |
wir | sammeln |
ihr | sammelt |
sie/ Sie | sammeln |