Voltooid verleden tijd (Plusquamperfekt) in het Duits
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMet de voltooid verleden tijd (Plusquamperfekt) beschrijven we situaties die voor een andere situatie in het verleden plaatsvonden. Als je deze tijd gebruikt in een zin moet je dus ook de onvoltooid verleden tijd in een zin gebruiken.
Volg online taallessen met een professionele leraar
De verleden tijd van sein en haben wordt gecombineerd met het voltooid deelwoord (Partizip II).
persoonlijk voornaamwoord | sein | participle II | haben | participle II |
---|---|---|---|---|
ich | war | hatte | ||
du | warst | hattest | ||
er/ sie/ es | war | gewandert | hatte | getrunken |
wir | waren | hatten | ||
ihr | wart | hattet | ||
sie/ Sie | waren | hatten |
De verleden tijd van sein is onregelmatig. Het is belangrijk dus eerst de vervoeging van "sein" in te studeren.
persoonlijk voornaamwoord | sein | participle II |
---|---|---|
ich | war | |
du | warst | |
er/ sie/ es | war | gewesen |
wir | waren | |
ihr | wart | |
sie/ Sie | waren |