Vragende zinnen in het Duits (vragen stellen)
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inVraagwoorden zoals: wer, wo, wohin komen altijd aan het begin van de zin.
Bijvoorbeeld:
Volg online taallessen met een professionele leraar
Duits | Nederlands | de vraag | voorbeeld |
---|---|---|---|
wer | wie | vraag aan een persoon | Wer geht zu Party? - Meine Freunde. |
wohin | waarheen | vraag over de plaats van bestemming | Wohin fliegt ihr in den Urlaub? - In die Niederlande. |
wann | wanneer | vraag over de tijd | Wann fliegt ihr in den Urlaub? - Am Morgen. |
woher | waar vandaan | vraag over de oorsprong | Woher kommt ihr? - Aus den Niederlanden. |
warum | waarom | vraag over de reden | Warum machst du sowas? - Weil ich will. |
wie | hoe | vraag over hoe iets gebeurt is | Wie hast du geschlafen? - Sehr gut. |
wofür | voor wat | vraag over het doel van de actie | Wofür hast du so viel gelernt? - Eine gute Empfehlung |
was | wat | vraag over het onderwerp | Was isst du gerne? - Pfannkuchen |
Dit is een informele manier om een vraag te stellen.
Bijvoorbeeld
Het werkwoord komt aan het begin van de vraagzin. Het antwoord op deze vraag kan met ja of nee beantwoord worden.
werkwoord | persoonsvorm | onderwerp |
---|---|---|
Kommt | das Kind | zur Schule? |
Fährt | sie | das Auto? |