Duitse naamvallen met voorzetsels

Welke voorzetsels horen bij welke naamvallen

Sommige voorzetsels in het Duitse verlangen naar één van de vier naamvallen.

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

1. Native en geverifieerde leraren
2. Gratis proefles
3. Inclusief lesmateriaal

Eleonore G.

Holger V.

Niccolò C.

Dina P.

Geert J.

Lara R.

HUGUES JPM P.

Annelie P.

Christiaan E.

Josanne V.

Schrijf je gratis in

Genitief

• Trotz des Regens bin ich draußen. - Ondanks de regen ben ik buiten.
• Wegen der Sonne bin ich draußen. - Vanwege de zon ben ik buiten.
   

Accusatief

• Durch den Wald gehe ich zur Oma. - Door het bos ga ik naar oma.
• Ich gehe nicht ohne Fahrrad zum Opa. - Ik ga niet zonder fiets naar opa.

Datief

• Ich bin mit meiner Schwester. - Ik ben met mijn zus.
• Seit gestern habe ich den Weg verloren. - Sinds gisteren ben ik de weg kwijt.

Accusatief en datief

Er zijn voorzetsels die zowel de accusatief als datief kunnen zijn.

• Datief: wanneer het om een positie gaat.
• Accusatief: wanneer het om een beweging gaat.

an, auf, über en unter

• Sie legt der Stift auf den Tisch. - Zij legt de pen op de tafel. (een beweging, accusatief)
• Der stift liegt auf dem Tisch. - De pen ligt op de tafel. (een positie, datief)

hinter, neben, vor en zwischen

• Sie geht vor das Kino. - Zij loopt voor de bioscoop. (een beweging, accusatief)
• Es wartet vor dem Kino. - Het wacht voor de bioscoop. (een positie, datief)

Succes met de oefeningen over dit hoofdstuk.