Engelse voorzetsels van plaats
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inIn dit hoofdstuk worden de voorzetsels van plaats in het Engels besproken. De voorzetsels van plaats worden gebruikt om aan te duiden waar een actie plaatsvindt of waar een object zich bevindt.
De Engelse voorzetsels van plaats worden gebruikt om een positie of locatie van een object aan te duiden ten opzichte van een ander object. De voorzetsels van plaats beantwoorden de vraag 'Where?' (Waar?). Deze voorzetsels staan meestal achter de persoonsvorm in het Engels, meestal is dit het werkwoord 'to be' (zijn).
Volg online taallessen met een professionele leraar
De tabel hieronder toont een lijst van verschillende voorzetsels van plaats met voorbeelden en hoe deze gebruikt worden.
Soms wanneer dezelfde Engelse voorzetsel van plaats wordt gebruikt in een zin is de vertaling in het Nederlands anders.
Voorzetsels van plaats | Gebruik | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|---|
Above | Object is hoger dan iets |
|
|
Across | Object is aan de overkant van iets |
|
|
After | Object volgt iets |
|
|
Against | Object staat tegen iets aan of beweegt tegen iets aan |
|
|
Along | Object verpaatst zich van één punt langs een ander punt |
|
|
Among | Object is in een groep |
|
|
Around | Object is gepositioneerd in een cirkelvormige manier |
|
|
At | Object is in een specifieke plaats |
|
|
Behind | Object is achter iets |
|
|
Below | Object is lager dan iets |
|
|
Beside | Object is naast iets |
|
|
Between | Object bevindt zich tussen iets in |
|
|
By | Object is dichtbij iets |
|
|
Close to | Object is dichtbij iets |
|
|
Down | Object gaat van hoog naar laag. |
|
|
From | Plaats waar de object begon |
|
|
In front of | Object staat voor iets |
|
|
Inside | Object zit in iets |
|
|
In | De plaats zelf |
|
|
Into | Object gaat ergens naar binnen |
|
|
Near | Object is dichtbij iets |
|
|
Next to | Object is naast iets |
|
|
Off | Object gaat ergens vanaf |
|
|
On |
|
|
|
Onto | Object verplaatst zich van een plek naar een andere |
|
|
Opposite | Object is tegenover iets |
|
|
Out of | Object gaat ergens uit |
|
|
Outside | Object is buiten |
|
|
Over | Object gaat ergens overheen. |
|
|
Past | Object gaat langs iets |
|
|
Round | Object gaat rond iets |
|
|
Through | Object gaat door iets heen |
|
|
To | Object gaat ergens heen |
|
|
Towards | Object gaat in de richting van iets |
|
|
Under | Object is lager dan iets |
|
|
Up | Object gaat van laag naar hoog |
|
|
De voorzetsels 'in', 'at', en 'on' worden op verschillende manieren gebruikt, neem een kijkje in dat hoofdstuk voor een gedetaileerde uitleg.
Doe de oefeningen om je skills te verbeteren!