Engelse werkwoorden met vaste voorzetsels
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDit hoofdstuk bespreekt de werkwoorden die gecombineerd worden met een voorzetsel. Deze voorzetsels hebben invloed op de betekenis van het werkwoord in de zin.
Sommige werkwoorden worden gevolgd door voorzetsels. De betekenis van het werkwoord hangt af van het voorzetsel waarmee ze worden gecombineerd. Daarom kan de betekenis van het werkwoord volledig veranderen als het met een specifiek voorzetsel wordt gebruikt.
Volg online taallessen met een professionele leraar
Hieronder wordt een lijst met de Engelse voorzetsels met werkwoorden weergegeven, inclusief voorbeelden met de werkwoorden.
Werkwoord + about | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To argue about | We never argue about money. | We discussiëren nooit over geld. |
To boast about | She keeps boasting about her daughter's grades. | Ze blijft opscheppen over de cijfers van haar dochter. |
To care about | They care about the children in Third World countries. | Ze geven om de kinderen in derdewereldlanden. |
To dream about | He dreams about becoming a doctor. | Hij droomt ervan om dokter te worden. |
To hear about | Did you hear about the news in France? | Heb je gehoord over het nieuws in Frankrijk? |
To joke about | They were joking about the article in the newspaper. | Ze maakten een grapje over het artikel in de krant. |
To talk about | We were talking about the weather. | We hadden het over het weer. |
To tell about | She told us something about herself. | Ze vertelde ons iets over zichzelf. |
To worry about | I worried about my brother's injury. | Ik maakte me zorgen over de blessure van mijn broer. |
Werkwoord + from | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To borrow from | I borrowed a shirt from my sister. | Ik leende een shirt van mijn zus. |
To differ from | The twins differed from each other. | De tweeling verschilden van elkaar. |
To hear from | She never hear from her cousin. | Ze hoort nooit iets van haar nicht. |
To protect from | They protect themselves from danger. | Ze beschermen zichzelf tegen gevaar. |
To resign from | He resigned from his prestigious job. | Hij nam ontslag bij zijn prestigieuze baan. |
To recover from | He recovered from his injury. | Hij herstelde van zijn blessure. |
To stop from | They have stopped the bacteria from spreading. | Ze hebben de verspreiding van de bacterie tegengehouden. |
To suffer from | She suffers from asthma. | Ze lijdt aan astma. |
To translate from | He translated it from the dictionary. | Hij vertaalde het uit het woordenboek. |
Werkwoord + on | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To blame on | She blamed it on her brother. | Ze gaf haar broer de schuld. |
To count on | I count on my sister's help. | Ik reken op de hulp van mijn zuster. |
To depend on | The success depends on the amount of work. | Het succes hangt af van de hoeveelheid werk. |
To concentrate on | She is concentrating on her homework. | Ze concentreert zich op haar huiswerk. |
To insist on | He insisted on bringing his mother to work. | Hij stond erop om zijn moeder naar zijn werk te brengen. |
To rely on | I am relying on his help. | Ik vertrouw op zijn hulp. |
To spend on | My mother has spent a lot of money on clothes. | Mijn moeder heeft veel geld uitgegeven aan kleding. |
Werkwoord + at | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To arrive at | We arrived at the airport. | We zijn aangekomen op het vliegveld. |
To laugh at | He had laughed at his brother. | Hij had zijn broer uitgelachen. |
To look at | She looked at herself in the mirror. | Ze keek naar zichzelf in de spiegel. |
To shout at | The teacher shouts at the students. | De leraar schreeuwt tegen de studenten. |
To stay at | The student stayed at home sick. | De student is ziek thuis gebleven. |
Werkwoord + in | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To believe in | The mother believed in her son's capability. | De moeder geloofde in het vermogen van haar zoon. |
To involve in | The girl has been involved in extracurricular activities. | Het meisje is betrokken geweest bij buitenschoolse activiteiten. |
To participate in | The team participated in the tournament. | Het team heeft meegedaan aan het toernooi. |
To specialize in | The company is specialized in programming. | Het bedrijf is gespecialiseerd in programmering. |
To succeed in | He worked hard to succeed in life. | Hij werkt hard om te slagen in het leven. |
To take part in | They took part in a tournament. | Ze namen deel aan een toernooi. |
Werkwoord + to | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To add to | The girl had been added to the group. | Het meisje is toegevoegd aan de groep. |
To admit to | He admitted to knowing her. | Hij gaf toe haar te kennen. |
To agree to | She agreed to helping him after class. | Ze stemde ermee in hem na de les te helpen. |
To apply to | They applied to the same university. | Ze meldden zich aan bij dezelfde universiteit. |
To belong to | I belong to the same group as you. | Ik behoor tot dezelfde groep als jij. |
To be used to / to be accustomed to | You are used to finishing your homework late at night. | Je bent het gewend om je huiswerk 's avonds laat af te maken. |
To explain to | I explained the grammar to my brother. | Ik legde de grammatica uit aan mijn broer. |
To lend to | She lend her car to my sister. | Ze leent haar auto aan mijn zus. |
To listen to | We listened to the radio. | We luisterden naar de radio. |
To refer to | Please refer to the website for more information. | Raadpleeg de website voor meer informatie. |
To reply to | The boss replied to the employee's email. | De baas reageerde op de werknemer zijn email. |
To talk to | I was talking to the teacher in the break. | Ik was aan het praten met de leraar in de pauze. |
Werkwoord + for | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To apologize for | She apologized for being rude. | Ze verontschuldigde zich voor onbeleefd zijn. |
To apply for | I applied for a new job. | Ik solliciteerde voor een nieuwe baan. |
To ask for | He asked for my help. | Hij vroeg mij om hulp. |
To blame for | She blamed her brother for ruining her shoes. | Ze gaf haar broer de schuld voor het ruïneren van haar schoenen. |
To care for | We care for young patients. | Wij geven om de jonge patiënten. |
To forgive for | He forgave her for not showing up at their date. | Hij vergaf haar voor het niet komen opdagen op hun date. |
To look for | The company is looking for a qualified intern. | Het bedrijf zoekt naar een gekwalificeerde stagiair. |
To pay for | They are paid for the amount of work they deliver. | Zij worden betaald voor de hoeveelheid werk die ze leveren. |
To search for | I was searching for a job online. | Ik was aan het zoeken naar een baan online. |
To vote for | He voted for the most popular candidate. | Hij stemde op de populairste kandidaat. |
To wait for | She waited for the bus. | Ze wachtte op de bus. |
Werkwoord + of | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To accuse of | He is being accused of stealing. | Hij wordt beschuldigd van diefstal. |
To approve of | I approve of the collaboration. | Ik keur de samenwerking goed. |
To dream of | She dreams of becoming a pilot. | Ze droomt ervan om piloot te worden. |
To hear of | I heard of his mother. | Ik heb van zijn moeder gehoord. |
To remind of | They remind me of my sisters. | Zij doen mij aan mijn zusjes denken. |
To smell of | She smelled of garlic and onions. | Zij rook naar knoflook en uien. |
Werkwoord + with | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
To agree with | I agreed with the teacher's decision. | Ik ging akkoord met het besluit van de leraar. |
To argue with | The boy argued with his sister. | De jongen ruziede met zijn zus. |
To begin with | They began with a new project. | Zij begonnen aan een nieuw project. |
To deal with | She deals with a lot of stress. | Ze gaat met veel stress om. |
To share with | We share our secrets with each other. | Wij delen onze geheimen met elkaar. |
Test je kennis met behulp van de oefeningen!