Lijst met voorzetsels in het Engels
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inOm de Engelse voorzetsels beter te begrijpen, geeft dit hoofdstuk een overzicht van de meest voorkomende voorzetsels in het Engels.
De tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende Engelse voorzetsels met voorbeelden.
Voorzetsel | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
Aboard | I'm going aboard the ship. | Ik ga aan boord van het schip. |
About | This movie is about detectives. | Deze film gaat over detectives. |
Above | He lives above a restaurant. | Hij woont boven een restaurant. |
According to | According to the instructions, we have to wait for an hour. | Volgens de instructies moeten we een uur wachten. |
After | We can go shopping after lunch. | We gaan winkelen na de lunch. |
Ahead of | He has a long train ride ahead of him. | Hij heeft een lange treinrit voor de boeg. |
Amid | I saw my friend amid the busy crowd. | Ik zag mijn vriend te midden van de drukke menigte. |
Among | Tonight we are among friends. | Vanavond zijn we onder vrienden. |
Around | She wore a belt around her waist. | Ze had een riem om haar middel. |
As | He works as a manager in the supermarket. | Hij werkt als een manager in de supermarkt. |
As of | The classes were finished as of July 1st. | De lessen waren afgelopen vanaf 1 juli. |
As per | They were too early, as per usual. | Ze waren te vroeg, zoals gewoonlijk. |
Astride | She sat astride the horse. | Ze zat schrijlings op het paard. |
At | I will wait for you at the cafeteria. | Ik zal op je wachten in de cafetaria. |
Athwart | A chair was placed athwart the exit. | Een stoel werd tegen de uitgang geplaatst. |
Atop | They sat atop of the roof, waiting for the sun to rise. | Ze zaten bovenop het dak te wachten tot de zon opkwam. |
Across | My best friends live across the street. | Mijn beste vrienden wonen aan de overkant van de straat. |
Against | She voted against the new president. | Ze stemde tegen de nieuwe president. |
Along | We love long walks along the beach. | We houden van lange wandelingen langs het strand. |
Around | Dinner will be ready around 6 o'clock. | Het eten is rond 6 uur klaar. |
Barring | Barring bad weather, we will be able to go to the beach. | Als het slecht weer is, kunnen we naar het strand gaan. |
Because of | I was late because of the traffic in town. | Ik was te laat vanwege het verkeer in de stad. |
Beyond | They went out beyond midnight. | Ze gingen uit na middernacht. |
Before | She can not wake up before 9 in the morning. | Ze kan niet voor 9 uur op staan 's ochtends. |
Behind | The cat is sitting behind the door. | De kant zit achter de deur. |
Beneath | Can you get the pillow beneath the bed for me? | Kan je het kussen onder het bed voor mij pakken? |
Beside | Laura sat beside Claudia at the party. | Laura zat naast Claudia op het feestje. |
Below | This country is below sea level. | Dit lang ligt onder zeeniveau. |
Between | The lamp is between the couch and the table. | De lamp staat tussen de bank en de tafel. |
By | I would like to live by the sea. | Ik wil graag aan de zee wonen. |
Close to | He lives close to Paris. | Hij woont dichtbij Parijs. |
Despite | Despite her hard work, she failed the exam. | Ondanks haar harde werk slaagde ze niet voor het examen. |
Down | The laptop fell down the stairs. | De laptop viel de trap af. |
During | You can't talk during the presentation. | Je mag niet praten tijdens de presentatie. |
Due to | Due to the rain, the game was cancelled. | Vanwege de regen was de wedstrijd afgelast. |
Except | Everybody passed the exam, except me. | Iedereen slaagden voor het examen, behalve ik. |
Following | Following dinner, they went out for a drink. | Na het eten gingen ze wat drinken. |
For | This gift is for my sister. | Dit geschenk is voor mijn zus. |
From | I work from 9 to 5. | Ik werk van 9 tot 5. |
Given | Given the fact that it rains, we will not go to the beach now. | Gezien het feit dat het regent, zullen we nu niet naar het strand gaan. |
In | He puts the dishes in the dishwasher. | Hij doet de afwas in de vaatwasser. |
In front of | She is waiting for you in front of the office. | Ze wacht op je voor het kantoor. |
Including | Can you fill out this form, including your name and date? | Kun je dit formulier invullen, inclusief je naam en datum? |
Inside | The cookies are inside the box. | De koekjes zitten in de doos. |
Into | I want to go into the sea today. | Ik wil de zee in vandaag. |
Like | Maria looks like her mother. | Maria lijkt op haar moeder. |
Near | He would like to live near the city centre. | Hij wil graag dichtbij het centrum wonen. |
Next to | We live next to each other. | Wij wonen naast elkaar. |
Past | I walk past the supermarket every day. | Ik loop elke dag langs de supermarkt. |
Of | The beach is a mile west of here. | Het strand ligt anderhalve kilometer ten westen van hier. |
Off | They jump off a cliff into the sea. | Ze springen van een klif de zee in. |
On | He sits on the chair. | Hij zit op de stoel. |
Onto | The cat jumped onto the chair. | De kat sprong op de stoel. |
Opposite | The restaurant is opposite the river. | Het restaurant is tegenover de rivier. |
Out | She walked out the door. | Ze liep de deur uit. |
Out of | My phone fell out of the car. | Mijn telefoon viel uit de auto. |
Over | He ran over the bridge. | Hij rende over de brug. |
Past | We walked past the restaurant. | We liepen langs het restaurant. |
Per | The changes were made per my instructions. | De wijzigingen zijn aangebracht volgens mijn instructies. |
Plus | Two plus three is five. | Twee plus drie is vijf. |
Prior to | They had dinner prior to the event. | Ze hadden diner voorafgaand aan het evenement. |
Regarding | The letter regarding your application. | De brief met betrekking tot uw aanvraag. |
Since | I have been working here since January. | Ik werk hier sinds januari. |
Than | I am taller than he is. | Ik ben langer dan hij. |
Through | My dad is going to walk through the city centre. | Mijn vader gaat door het centrum wandelen. |
Till | Yesterday I worked till 3 o'clock. | Gister werkte ik tot 3 uur. |
To | You walked to the supermarket. | Jij liep naar de supermarkt. |
Towards | We walk towards the cows. | We lopen richting de koeien. |
Up | They ran up the stairs in their house. | Ze rennen de trap op in hun huis. |
Unlike | He is unlike the rest of his family. | Hij is anders dan de rest van zijn familie. |
Under | They sit under the bridge. | Zij zitten onder de brug. |
Underneath | She sits underneath the tree. | Zij zit onder de boom. |
Until | They have to wait until Christmas Day to get their gifts. | Zij moeten tot kerstdag wachten om hun cadeautjes te mogen openen. |
Upon | Put the groceries upon the table, please. | Zet de boodschappen op de tafel, alsjeblieft. |
With | I go to school with my friends. | Ik ga naar school met mijn vrienden. |
Without | He went out without a jacket. | Hij ging zonder een jas. |