Lijst van Nederlandse voorzetsels
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDeze tabel geeft een overzicht van de 30 meest gebruikte voorzetsels in het Nederlands.
Voorzetsels | Voorbeeld |
---|---|
Aan | Ik zit aan tafel. |
Achter | Het ligt achter de kast. |
Af | Hij springt van een klif. |
Behalve | Behalve Kim gaat iedereen mee. |
Bij | Ik werk in een supermarkt. |
Door | Wij lopen door het park. |
In | Het zit in mijn rugzak. |
Langs | Langs het huis loopt een weg. |
Met | Zij gaan met Kim mee. |
Na | Ik kom na vijf uur. |
Naar | Laten we naar het strand gaan. |
Naast | Hij woont naast me. |
Om | Kom jij om vijf uur naar mij? |
Onder | De kat ligt onder de tafel. |
Op | Jullie lopen de berg op. |
Over | Hij springt over het hek. |
Per | Ik ga per bus naar school. |
Sinds | Wij wonen hier sinds twee jaar. |
Te | Ik woon te Antwerpen. |
Tegen | Ik ben tegen dierproeven. |
Tijdens | Tijdens de voetbalwedstrijd eet ik chips. |
Tot | Ik loop met je mee tot de auto. |
Uit | Ik kom uit Nepal. |
Via | Ze lopen via de stad. |
Volgens | Volgens hem is ze ziek. |
Voor | De fiets staat voor het huis. |
Zonder | Ik wil friet zonder mayonaise. |
Neem een kijkje bij de andere hoofdstukken van deze cursus, om meer te leren over het gebruikt van de Nederlandse voorzetsels.