Kunnen vervoegen

Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)

Schrijf je gratis in

Hier vindt je alle vervoegingen van het werkwoord kunnen.

Lesoverzicht

1.Vervoeging van kunnen in het Nederlands
1.1.Tegenwoordige en verleden tijd
1.2.Toekomende tijd
1.3.Gebiedende wijs
1.4.Infinitief
1.5.Deelwoorden

Vervoeging van kunnen in het Nederlands

Heb je een vraag?

Volg online taallessen met een professionele leraar

Native en geverifieerde leraren
Gratis proefles
Inclusief lesmateriaal

Katrien D.

Jonathan V.

Jan V.

Elena P.

Maaike R.

Tsarina T.

Ana M.

Charonie S.

Iris S.

Nicole H.

Schrijf je gratis in

Tegenwoordige en verleden tijd

Onderwerp	Onvoltooid tegenwoordige tijd	Onvoltooid verleden tijd	Voltooid tegenwoordige tijd	Voltooid verleden tijd
Ik	kan	kon	heb gekund	had gekund
Jij, u	kunt	kon	hebt gekund	had gekund
Hij, zij, het	kan	kon	heeft gekund	had gekund
Wij	kunnen	konden	hebben gekund	hadden gekund
Jullie	kunnen	konden	hebben gekund	hadden gekund
Zij	kunnen	konden	hebben gekund	hadden gekund

Toekomende tijd

Onderwerp	Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd	Onvoltooid verleden toekomende tijd	Voltooid tegenwoordige toekomende tijd	Voltooid verleden toekomende tijd
Ik	zal kunnen	zou kunnen	zal hebben gekund	zou hebben gekund
Jij, u	zult kunnen	zou kunnen	zult hebben gekund	zou hebben gekund
Hij, zij, het	zal kunnen	zou kunnen	zal hebben gekund	zou hebben gekund
Wij	zullen kunnen	zouden kunnen	zullen hebben gekund	zouden hebben gekund
Jullie	zullen kunnen	zouden kunnen	zullen hebben gekund	zouden hebben gekund
Zij	zullen kunnen	zouden kunnen	zullen hebben gekund	zouden hebben gekund

Gebiedende wijs

Gebiedende wijs	Onderwerp
-	Ik
-	Jij, u
-	Hij, zij, het
-	Wij
-	Jullie
-	Zij

Infinitief

Tegenwoordige tijd	Verleden tijd
kunnen	konden

Deelwoorden

Onvoltooid deelwoord	Voltooid deelwoord
kunnend	gekund

'Kunnend' wordt nauwelijks gebruikt in de Nederlandse taal.