Conjugaison du verbe 'moeten' néerlandais

Inscrivez-vous gratuitement pour obtenir toutes les informations sur les cours particuliers et nos cours collectifs disponibles (A1, A2, B2, B2, C1, C2)

Enregistre-toi gratuitement

Contenu du cours

Aperçu de la leçon

Masquer

1.Tableaux de conjugaison de l'auxiliaire de mode 'moeten' (devoir) en néerlandais
1.1.Temps simples et composés
1.2.Futur
1.3.Impératif
1.4.Infinitif
1.5.Participes

Tableaux de conjugaison de l'auxiliaire de mode 'moeten' (devoir) en néerlandais

Vous trouverez ici toutes les conjugaisons du verbe 'moeten'.

Tu as une question ?

Prends des leçons en ligne avec un enseignant professionnel

Professeurs natifs et vérifiés
Cours d'essai gratuit
Matériel didactique inclus

Jasmin B.

Lauren D.

Rignald I.

Hannelore L.

Ivetta I.

Michel B.

Bart N.

Clarisse N.

Leonie B.

Marijke G.

Enregistre-toi gratuitement

1) Temps simples et composés

Sujet	Présent simple	Imparfait	Passé composé	Plus-que-parfait
Ik	moet	moest	heb gemoeten	had gemoeten
Jij, u	moet	moest	hebt gemoeten	had gemoeten
Hij, zij, het	moet	moest	heeft gemoeten	had gemoeten
Wij	moeten	moesten	hebben gemoeten	hadden gemoeten
Jullie	moeten	moesten	hebben gemoeten	hadden gemoeten
Zij	moeten	moesten	hebben gemoeten	hadden gemoeten

2) Futur

Sujet	Futur simple	Conditionnel présent	Futur antérieur	Conditionnel passé
Ik	zal moeten	zou moeten	zal hebben gemoeten	zou hebben gemoeten
Jij, u	zult moeten	zou moeten	zult hebben gemoeten	zou hebben gemoeten
Hij, zij, het	zal moeten	zou moeten	zal hebben gemoeten	zou hebben gemoeten
Wij	zullen moeten	zouden moeten	zullen hebben gemoeten	zouden hebben gemoeten
Jullie	zullen moeten	zouden moeten	zullen hebben gemoeten	zouden hebben gemoeten
Zij	zullen moeten	zouden moeten	zullen hebben gemoeten	zouden hebben gemoeten

3) Impératif

Impératif	Sujet
-	Ik
Moet	Jij, u
-	Hij, zij, het
-	Wij
Moeten	Jullie
-	Zij

4) Infinitif

Présent	Passé
moeten	moesten

5) Participes

Présent	Passé
moetend	gemoeten