Conjugaison du verbe 'wachten' en néerlandais

Inscrivez-vous gratuitement pour obtenir toutes les informations sur les cours particuliers et nos cours collectifs disponibles (A1, A2, B2, B2, C1, C2)

Enregistre-toi gratuitement

Contenu du cours

Aperçu de la leçon

1.Tableaux de conjugaison du verbe régulier 'wachten' (attendre) en néerlandais
1.1.Futur
1.2.Imperatif
1.3.Infinitif
1.4.Participes

Tableaux de conjugaison du verbe régulier 'wachten' (attendre) en néerlandais

Vous trouverez ici toutes les conjugaisons du verbe 'wachten'.

1) Temps simples et composés

Sujet	Présent simple	Imparfait	Passé composé	Plus-que-parfait
Ik	wacht	wachtte	heb gewacht	had gewacht
Jij, u	wacht	wachtte	hebt gewacht	had gewacht
Hij, zij, het	wacht	wachtte	heeft gewacht	had gewacht
Wij	wachten	wachtten	hebben gewacht	hadden gewacht
Jullie	wachten	wachtten	hebben gewacht	hadden gewacht
Zij	wachten	wachtten	hebben gewacht	hadden gewacht

Tu as une question ?

Prends des leçons en ligne avec un enseignant professionnel

Professeurs natifs et vérifiés
Cours d'essai gratuit
Matériel didactique inclus

Angelo V.

Katrien D.

Hannelore L.

HUGUES JPM P.

Saskia D.

Marijke G.

Lauren D.

Monique M.

Corentin D.

An K.

Enregistre-toi gratuitement

2) Futur

Sujet	Futur simple	Conditionnel présent	Futur antérieur	Conditionnel passé
Ik	zal wachten	zou wachten	zal hebben gewacht	zou hebben gewacht
Jij, u	zult wachten	zou wachten	zult hebben gewacht	zou hebben gewacht
Hij, zij, het	zal wachten	zou wachten	zal hebben gewacht	zou hebben gewacht
Wij	zullen wachten	zouden wachten	zullen hebben gewacht	zouden hebben gewacht
Jullie	zullen wachten	zouden wachten	zullen hebben gewacht	zouden hebben gewacht
Zij	zullen wachten	zouden wachten	zullen hebben gewacht	zouden hebben gewacht

3) Imperatif

Imperatif	Sujet
-	Ik
Wacht	Jij, u
-	Hij, zij, het
-	Wij
Wachten	Jullie
-	Zij

4) Infinitif

Présent	Passé
wachten	wachtten

5) Participes

Présent	Passé
wachtend	gewacht