Geslacht van Nederlandse zelfstandige naamwoorden
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inHet verschil tussen het geslacht van de zelfstandige naamwoorden in de Nederlandse taal is in de loop der jaren verdwenen. Mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen nu allebei het lidwoord 'de' en 'het' is nog steeds het lidwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord. Er zijn echter geen exacte regels die kunnen helpen bepalen wanneer welk lidwoord moet worden gebruikt.
Het lidwoord 'de' wordt gebruikt voor vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden. Het is niet meer belangrijk om te weten welk geslacht een zelfstandig naamwoord heeft. In het woordenboek staat het geslacht van een zelfstandig naamwoord, mocht deze informatie toch nodig zijn.
Het lidwoord 'het' wordt gebruikt voor zelfstandige naamwoorden die onzijdig zijn.
Bij sommige zelfstandige naamwoorden is het wel duidelijk of het mannelijk of vrouwelijk is, dit komt door de betekenis van deze woorden:
Volg online taallessen met een professionele leraar
Om een mannelijk zelfstandig naamwoord vrouwelijk te maken, wordt er een achtervoegsel toegevoegd aan het zelfstandig naamwoord. De tabel hieronder toont enkele voorbeelden:
Mannelijk | Vrouwelijk | Voorbeeld |
---|---|---|
De deen | De Deense | De Deense woont in Amsterdam. |
De zanger | De zangeres | De zangeres kan goed zingen. |
De leeuw | De leeuwin | De leeuwin is boos. |
De speler | De speelster | De speelster speelt goed. |
Zoals al eerder genoemd zijn er geen exacte regels voor het gebruik van de lidwoorden. Er zijn daarentegen wel richtlijnen. In de volgende gevallen wordt het lidwoord 'het' gebruikt:
1. Bij alle verkleinwoorden.
2. Bij de infinitieven die gebruikt worden als zelfstandig naamwoord.
3. Bij alle zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-aat' (die niet gaan over een persoon), '-um' en '-isme'.
4. Bij de meeste zelfstandige naamwoorden die beginnen met de voorvoegsels 'be-', 'ver-', 'ge-', maar niet eindigen op '-ing'.
5. Bij alle zelfstandige naamwoorden die iets zeggen zoals 'het mooie is ...'
Er zijn een aantal gevallen waarin de zelfstandig naamwoorden altijd het lidwoord 'de' krijgen:
1. Bij alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud.
2. Bij duidelijke vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden.
3. Bij de zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-ing'.
4. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-tie', '-thie', '-sie'.
5. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-or'.
6. Bij personen (behalve het kind).
7. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-aar'.
8. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op '-eur'.
9. Bij woorden die eindigen op '-er'.
10. Bij zelfstandige naamwoorden die duidelijk vrouwelijk zijn.
Doe de oefeningen om te kijken of je de uitleg hebt begrepen!