Verleden tijd in het Frans
Meld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inMeld je gratis aan voor alle informatie over privélessen en onze beschikbare groepscursussen (A1, A2, B2, B2, C1, C2)
Schrijf je gratis inDe verleden tijd in het Frans maakt gebruik van 5 soorten werkwoordsvormen:
Volg online taallessen met een professionele leraar
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd en bestaat, net als in het Nederlands, uit twee delen. Namelijk het hulpwerkwoord 'avoir' of 'être' en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
De voltooide deelwoorden van de regelmatige werkwoorden worden als volgt vervoegd:
-ER | -IR | -RE |
---|---|---|
Stam + é | Stam + i | Stam + u |
Het hulpwerkwoord 'avoir' wordt gebruikt bij overgankelijke (d.w.z. werkwoorden die een lijdend voorwerp bij zich kunnen hebben) en onpersoonlijke werkwoorden. Het hulpwerkwoord 'être' wordt op zijn beurt dan weer gebruikt bij wederkerende, passieve en ononvergankelijke werkwoorden. Daarnaast zijn er nog 16 werkwoorden waarbij standaard 'être' wordt gebruikt. Bij het gebruik van het werkwoord 'être' moet het voltooid deelwoord ook worden aangepast aan het geslacht en het getal van het onderwerp.
Dit is de onvoltooid verleden tijd. De imparfait wordt gevormd door de nous-vorm van de tegenwoordige tijd (indicatif présent) , zonder de uitgang '-ons' te gebruiken. Daarbij horen volgende uitgangen.
Uitgang | |
---|---|
Je | -ais |
Tu | -ais |
Il | -ait |
Nous | -ions |
Vous | -iez |
Ils | -aient |
Voorbeelden:
Deze vorm van de verleden tijd is de voltooid verleden tijd en wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die plaatsvonden voor een bepaald punt in het verleden. Het beschrijft dus een situatie of handeling die zich voordeed voor een andere situatie of handeling. De plus-que-parfait is een samengestelde vorm en bestaat uit de imparfait van 'avoir' of 'être' en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
De passé simple wordt gebruikt voor het beschrijven van voltooide handelingen. Het wordt enkel gebruikt in de Franse geschreven taal, vooral in literaire teksten. In de gesproken taal wordt doorgaans de passé composé gebruikt. Deze tijd vertaal je in het Nederlands als verleden tijd of als de voltooid tegenwoordige tijd. In feite wordt enkel de derde persoon, zowel enkelvoud als meervoud, gebruikt in de passé simple.
Voor het vormen van de passé simple worden onderstaande uitgangen aan de stam geplakt. De stam is de infinitief zonder de uitgang '-er', '-ir' of '-re'.
-ER | -IR | -RE | |
---|---|---|---|
Je | -ai | -is | -is |
Tu | -as | -is | -is |
Il | -a | -it | -it |
Nous | -âmes | -îmes | -îmes |
Vous | -âtes | -îtes | -îtes |
Ils | -èrent | -irent | -irent |
Natuurlijk zijn er naast de regelmatige vormen van de passé simple ook onregelmatige vormen te vinden waaronder deze:
Infinitief | Passé simple 3e enk | Vertaling | Passé simple 3e mv | Vertaling |
---|---|---|---|---|
Avoir | Il eut | Hij had | Ils eurent | Ze hadden |
Être | Il fut | Hij was | Ils furent | Ze waren |
Faire | Il fit | Hij deed | Ils firent | Ze deden |
Mourir | Il mourut | Hij stierf | Ils moururent | Ze stierven |
Naître | Il naquit | Hij werd geboren | Ils naquirent | Ze werden geboren |
Pouvoir | Il put | Hij kon | Ils purent | Ze konden |
Tenir | Il tint | Hij hield | Ils tinrent | Ze hielden |
Venir | Il vint | Hij kwam | Ils vinrent | Ze kwamen |
Voir | Il vit | Hij zag | Ils virent | Ze zagen |
Bij enkele werkwoorden toont de passé simple een gelijkenis met het voltooid deelwoord (participe passé).
Voorbeelden:
Infinitif | Participe passé | Passé simple | Vertaling |
---|---|---|---|
Savoir | su | Il sut | Hij wist |
Recevoir | reçu | Il reçut | Hij kreeg |
Vivre | vécu | Il vécut | Hij leefde |
Plaire | plu | Il plut | Hij beviel |
Mettre | mis | Il mit | Hij zette neer |
Boire | bu | Il but | Hij dronk |
Dire | dit | Il dit | Hij zei |
Devoir | dû | Il dut | Hij moest |
Prendre | pris | Il prit | Hij nam |
Net als de passé simple, wordt de passé antérieur vooral in de literatuur gebruikt. Deze tijd wordt gevorm door het hulpwerkwoord 'avoir' of 'être' in de passé simple met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Als vertaling komt de passé antérieur overeen met de Nederlandse voltooid verleden tijd, in het Frans de plus-que-parfait.
De passé antérieur wordt gebruikt in volgende situaties:
1 Onvoltooid verleden tijd in het Frans (imparfait) | Uitleg over de vervoegingen van de imparfait. |
2 Voltooid tegenwoordige tijd in Frans (passé composé) | Uitleg over de voltooid tegenwoordige tijd in het Frans (le passé composé). |
3 Voltooid verleden tijd in het Frans (plus-que-parfait) | Uitleg over de vervoegingen van de plus-que-parfait. |